woensdag 28 maart 2018


7


 Een halfwin pachter en een win/win-huwelijk op Krekelberg.

  
Krekelberg. (Dank, Jannie Vogels...)

Hoe ver ben ik inmiddels met mijn onderzoek?
Even kort: in de stamboom aan moederskant (Kallen) van mijn liefie Marlies vond ik een verhaal over de 16-jarige Anna Raedermeckers, die in 1721 met haar bijna 2-jarige zoontje in Schinnen aankomt. Daar overlijdt haar zeven jaar oudere vriend.
Elf jaar later is Anna peettante van Anna Witmaeckers, de dochter van de veldwachter van Schinnen. Die laatste wordt in 1733 ontslagen en in 1743 gewurgd als bokkenrijder.
In 1736 trouwt Anna met Andreas Kallen, een halfwinpachter op de hoeve-met-aanzien Krekelberg. Andreas is dan net een half jaar weduwnaar van Catharina Schiffelers en zit nu 'met zes kinderen op de hals'.

Ik ga nu proberen te achterhalen hoe Anna zo sterk kon stijgen op de maatschappelijke ladder in de dorpshiërarchie van Schinnen. Van een kansloze, veel te jonge alleenstaande moeder met een pasgeboren kindje, die verkeerde in een bokkenrijdersmilieu, tot boerin op een hof met aanzien, hoe heeft ze dat voor mekaar gekregen?

Intussen heeft Paul Potten ontdekt waar Anna is geboren: niet in Hombourg, zoals we tot nu toe dachten, maar in Meckenheim bij Bonn, in het Rijnland. We weten nu ook het jaar (1704) en wie haar ouders zijn.

 (Dank, Paul Potten...)

Hoe kan het dan dat zoontje Joes in Hombourg gedoopt is? En dat pastoor Petri zeker wist, dat ze in 1721 vanuit Hombourg naar Schinnen kwamen? 
Geen idee. 
Paul heeft ook ontdekt dat Anna’s eerste man, Jean Piron, familie had in Meckenheim.
Jos, het zou dus goed kunnen zijn dat Jean naar Meckenheim is gegaan om via familie daar aan werk te komen, dat hij daar ergens de dan 14-jarige Anna is tegengekomen en haar heeft zwanger gemaakt”, schrijft Paul.
Hoe ze dan vandaaruit in Hombourg terecht zijn gekomen, weten we dus niet.

Toevallig (ja, daar heb je dat rare toeval weer) is er rond deze tijd in Noorbeek een familiereünie van de Limburgse tak van de familie Kallen. Daar spreek ik onder andere uitvoerig met Fien Delion, geboren Kallen, die als kind is opgegroeid op de kasteelboerderij van Terborgh in Schinnen.
Daarnaast krijg ik van verschillende kanten materiaal toegestuurd. (Dank, Heiko Rauch, Emile Kallen, Wim Kallen en Fien Delion…)


Andreas blijkt even oud te zijn als Anna en van Duitse komaf. Zijn voorvaderen bewoonden in Neuss bij Düsseldorf de Kanonichenhof (Kanunniken-boerderij), die ze pachtten van een wereldlijke kloosterorde voor tugendhafte adellijke dames.

 Kanonichenhof, Neuss.

Die hof bestaat nog steeds, maar is inmiddels verbouwd. Andreas is –als enige van acht kinderen,  niet geboren in Neuss, maar (waarschijnlijk) in Metternich.

Waarom en hoe hij in Schinnen is terechtgekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. De streek rond Neuss was destijds speelbal tussen de grootmachten, het waren onrustige tijden, misschien was dat de oorzaak? Hij was ook niet de oudste zoon, dus dat maakte de kans klein, dat hij de boerderij na de dood van vader Engelbert in 1721 zou kunnen overnemen.
In 1724, twintig jaar oud trouwt hij in Maastricht met de dan 25 jaar oude Catharina Schiffelers, dochter van de pachter op Krekelberg, die sterft in 1734. Vanaf dat moment nemen Catharina en Andreas de pacht over.

‘Het was een groot gebouw met eikenhouten getimmerd en met lemen vakwerk, geheel met stro bedekt, merkwaardig door zijn oudheid en op laatst door zijn bouwvalligheid. In 1890 werd de hof geheel in steen vernieuwd. Bij de sloop van het oude gebouw werd een ondergrondse vluchtplaats ontdekt. Vanuit een ondergronds hol met een middellijn van circa 3 meter en een hoogte van 2 meter ging een kruippijp in de richting van de achter de woning geleen waterput. (Bron: Bijdrage tot de geschiedenis van de voormalige heerlijkheid Schinnen van H. Pijls).

De welstand van een halfwinpachter is niet vanzelfsprekend. De helft van de tarwe-, gerst-, boekweit-, haver- en bonenopbrengst is voor de grondbezitter, gravin Elisabeth de Ligne ‘en die eigenaren pakken zich altijd de beste helft natuurlijk’.
De opbrengst van de vruchten, de weien, boomgaarden en beemden en het stro zijn dan wel voor de pachter, maar voor die gronden moet pacht in geld worden betaald: 30 Luikse guldens per hectare. Onderhoud aan huizing, schuur, stallingen en afrastering is ook allemaal voor rekening van de pachter.
Ze zeggen wel dat de pachtbedrijven meestal groter zijn dan de eigen bedrijven, maar de pachter heeft van wat hij overhoudt veel nodig voor het onderhoud van zijn gezin en het instandhouden van het bedrijf. En dan is er die eeuwige onzekerheid of de grondeigenaar de pacht verlengt na zo- en zoveel jaar en natuurlijk de concurrentie met andere pachters. (Dank, José Hautvast-Kaelen…)

Het is vooral het grote landoppervlak van bijna 60 hectare dat Krekelberg welvarend maakt.
Catharina en Andreas krijgen zes kinderen. In 1725 wordt hun eerste geboren, in 1735 hun zesde.

Het jaar daarop, op 29 mei 1736 sterft moeder Catharina. Ze is pas 37. Haar eigen moeder, die na het overlijden van haar man nog op Krekelberg woont, sterft tien dagen later.
Dat moet een ramp zijn geweest. Opeens zat Andreas op de grote hof Krekelberg alléén met zes kinderen. Het oudste meisje is 11 jaar, de jongste,zoon Henri, nog geen 1 jaar. Hoe vaak ben ik dat nou al tegengekomen: jong stervende ouders, die een schare kinderen achterlaten voor hun achtergebleven eega?
De positie van weduwnaars –en vooral van weduwen- was in die tijd niet sterk. En dat terwijl de dood overal rondwaarde. Neem het jaar 1747. Dan vindt op 2 juli in Lafelt vlakbij Maastricht een veldslag plaats tussen 85.000 Fransen en 150.000 geallieerden.
Dat zijn dus bij elkaar tweehonderd en dertigduizend soldaten!
Er vallen 16.000 doden.
Zestienduizend doden...

Maar de dood stelt zich ook tevreden met kleinere porties. In september en oktober van hetzelfde jaar 1747 is er een dysenteriegolf in Schinnen. Er sterven in zes weken 52 mensen, de overleden kleine kinderen niet meegeteld. 

datum  
Type
Personen
Feit
teksten
Scan1
Scans
Schinnen
05-10-1747
Overledene
offermans, Jacobus
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
Bemelmans, Maria
1747 5 8bris Jacobus Offermans maritus Maria..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Hartmans, Wilhelmus
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Wilhelmus Hartmans coelebs ex..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Pijpers, Catharina
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
raemeckers, Petrus
1747 5 8bris Catrin Pijpers uxor Petri..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Smeets, Catharina
Algemeen=ex puth
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Catharina Smeets ex Putt.

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Meijers, Joannes
Algemeen=maritus
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Joannes Meijers maritus.

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Nijssen, Ida
Algemeen=ex schweckhuijs
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
Brouns, Petrus
1747 eodem Ida Nijssen uxor Petri Brouns ex..
...meer>>
Enkele overledenen aan de dysenteriegolf in Schinnen in 1747

Mannen hertrouwden sneller dan vrouwen. Een belemmering voor een tweede huwelijk was de negatieve houding van de samenleving –en vooral van de kerk- ten opzichte van het hertrouwen van weduwen.
De kerk had drie rechtvaardigingsgronden voor het huwelijk.
Ten eerste moesten er tijdens het huwelijk veel kinderen voortgebracht worden.
Ten tweede konden de partners elkaar wederzijds steunen.
Ten derde diende het huwelijk voor de inperking van 'de lusten van het vlees'.
Deze rechtvaardiging gold echter niet voor een tweede huwelijk. Enkel de wederzijdse steun was dan nog van toepassing. De kerk was dan ook geen voorstander van een tweede huwelijk, vooral niet van weduwes. Ze werden gehekeld omdat ze kennelijk hun lusten niet konden bedwingen.
Hertrouwen bij weduwnaars was meer geaccepteerd. Zij konden de zorg voor de kinderen gebruiken als reden voor een tweede huwelijk. Mannen werkten immers niet in het huishouden.

Andreas heeft snel en praktisch gehandeld: een half jaar na het overlijden van zijn vrouw Catharina,  hertrouwt hij op 16 oktober 1736 met de weduwe Anna Raedermeckers. Zij trekt samen met haar zoon Joes, die dan 17 jaar is, in op Krekelberg.
Andreas en Anna zijn allebei 32 jaar. 

Paul Potten doet een interessante suggestie: 
"Zou het niet kunnen zijn dat Anna is getrouwd met Andreas, om zo voor elkaar te krijgen dat haar Joes kon gaan studeren voor priester met het geld van Andreas? In ruil daarvoor nam zij dan zijn zes kinderen onder haar hoede?"
Ja, dat zou de tweede prachtige herhaling zijn in het verhaal: eerst Anna als moeder van een onwettig kind, precies als haar schoondochter Treesje. En dan nu het geld voor de priesteropleiding, eerst die van pastoor Petri, waarvoor de familie Piron krom ligt - en nu Anna Raedermeckers met een financiële huwelijksstrategie om datzelfde doel te bereiken.

Paul doet fraaie suggesties. Daar kan ik als romanschrijver vast wel iets mee. Maar hoe zit het feitelijk met zijn vermoeden: dat Andreas en Anna een soort zakelijke huwelijksruil hebben gedaan: jij zorgt voor mijn zes minderjarige kinderen en ik betaal de priesterstudie van jouw zoontje?
Het is niet onmogelijk, want niet elk huwelijk was in die tijd gebaseerd op liefderijke genegenheid, maar vooral een manier om te overleven.
Er is in ieder geval één ding zeker: Andreas had het geld om gul te kunnen zijn.
Ik vind in een notarisacte:

 Op 21 augustus 1741 verkopen Adam Cremers x Maria Schoffelen hun huis, hof, mesthof en weide te Doenrade, groot 207 roeden aan Andreas Callen als weduwnaar van Cath. Schiffelers, nu gehuwd met Anna Raedemakers voor 1130 gulden, 14 stuivers. (LVO 1850 bank Oirsbeek).

En in 1742 voldoet Andreas een schuld van 400 gulden van Adam Cremers aan Maria Gadé.
Ik denk niet dat we hier alleen maar aan ruimhartige naastenliefde van Andreas moeten denken, maar het bewijst in ieder geval wél dat hij geld had.
Verder blijft de verhouding tussen Andreas en Anna niet alleen maar puur zakelijk: ze krijgen nog twee zonen. De eerste is Andreas in 1737.

Doopacte Andreas Kallen filius (de zoon)

 De tweede is Stefanus in 1745. Zoals ik al eerder schreef: Ernestine van de Dederenhof is peettante van Stefanus, peetoom is de zeer invloedrijke en geliefde schepen Paas Limpens. Stefanus zal later intreden in de orde van de Dominicanen als pater Dalmatius.

De conclusie kan geen andere zijn dan deze: Anna beweegt zich opeens in de hoogste kringen van Schinnen.
Maar een ‘hard’ antwoord op de vraag hoe ze dat voor elkaar heeft gekregen, krijg ik maar niet.
Dat zal waarschijnlijk helemaal aan mijn fantasie worden overgelaten. Ja, er wordt toch wel heel veel aan mijn fantasie overgelaten in dit verhaal.

Volgende week in mijn laatste blog: over Anna’s ruzie met pastoor Hoen en haar overlijden in Sittard.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor je reactie!