maandag 29 mei 2023

                         

                 Hoe gaat het in Libanon?


                                                

Beiroet, dat is vandaag de dag een schitterend aan zee gelegen steenwoestijn van hoge flatgebouwen, die als stokstaartjes vanaf de glooiende oevers hun blik verlangend op de zee richten. Een wirwar van –al dan niet- verlaten huizen, pronkrijke miljonairsappartementen, armzalige optrekjes, glanzende bedrijfspanden, ongure straatjes waar de armoe je in het gezicht slaat, veel, heel veel winkels en hier en daar een oase, zoals de American University, waar een onwerkelijk serene sfeer hangt. Veel huizen zijn niet afgebouwd vanwege de geëxplodeerde prijzen van bouwmateriaal. Of omdat corrupte aannemers er met het aanbetaalde geld vandoor zijn gegaan. Bijna drie miljoen mensen wonen in de Libanese hoofdstad, de helft van de totale bevolking. 


In een eindeloze stoet auto’s en scooters bewegen de Beiroeti’s zich, in slakkentempo, rijen dik door de straten. Lawaaiig en stinkend. Geen agent te zien. Geen stoplicht dat het doet. Toch hoor je nauwelijks geïrriteerd of nerveus getoeter. Rijen auto’s naderen elkaar op een kruispunt en als Nederlander houd je dan je hart vast. Maar ze manoeuvreren via onzichtbare verkeersregels om elkaar heen, omzichtig en voorzichtig. Liever geen aanvaringen! Het is net als met de politiek: door schade en schande wijs geworden lijken ze problemen koste wat kost te willen vermijden. Ze weten al te goed hoe snel het mis kan gaan met naties als Syrië en Israël in de buurt.

Maar lukt het hun wel om zo’n broze vrede te handhaven? Want kijk: af en toe scheurt er een doldwaze automobilist, die lak heeft aan welke regel dan ook, dwars door alles heen. En dan dreigt het wankele evenwicht onmiddellijk te worden verstoord. 

De Limburgers van de Arabische wereld, zo zien ze in de omgevende landen de Libanezen. Waar Limburgers zich verraden met hun zacht-zangerige taal, spreken Libanese mannen Arabisch zoals vrouwen dat doen. Neem het Arabische woord voor koffie, qahwa. Een Arabische man spreekt dat uit met een harde, mannelijke q. Maar Libanese mannen verklanken hun koffie zoals Arabische vrouwen dat doen: ze spreken de q niet uit en verzachten daarmee hun bakkie troost. En weet je hoe een Libanees reageert, die voor het eerst in een tank komt?

    ‘Wat een kleine raampjes, wat een lullig stoeltje, hangt hier geen spiegel?’

Homo’s zijn het! In de ogen van écht-Arabische mannen dan. Maar schijn bedriegt: homoseksualiteit is strafbaar in Libanon. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Jordanië. Maar in de praktijk is Beiroet de vrijmoedigste Arabische stad op dit gebied. Met wat schipperen, met voorrang geven en nemen probeert iedereen uiteindelijk zijn of haar bestemming bereiken. Net als gisteren, net als morgen. Zonder dat er iets wezenlijks verandert.

Suikerfeest.

Op 21 april wordt het einde van de Ramadan gevierd. Iedereen heeft de mooiste kleren aangetrokken. Scootertjes scheuren over de autoweg naar het zuiden, baba stuurt. Een dochtertje staat, nee hangt achterstevoren over zijn rechterschouder, achter hem klemt een zoontje zich vast aan zijn jas, daarachter zit zijn vrouw en daarachter de oudste dochter. En zo gaat het met 80 kilometer per uur op weg naar familie in Nabetea, Sidon of Tyros. Ach, het is allemaal niet zo ver, Libanon is maar een kwart van Nederland.

Langs de weg wapperen om en om Libanese vlaggetjes met de cederboom op wit tussen twee rode banen en gele vaantjes met groene teksten van Hezbollah. Op steeds meer grote borden van gesneuvelde martelaren en afbeeldingen van bebaarde sjiitische leiders, allemaal geestelijken. 

Syrische jongens in Sidon.

In Sidon krijgen kinderen versnaperingen van hun ouders, jongens flirten met meisjes. Een groepje pubers maakt foto’s van elkaar. Ze komen uit Syrië, maar het zijn bepaald geen vluchtelingen. Dat verraden hun coole kleren, hun hagelwitte gympen (bij alle vier precies dezelfde) en hun gestylde haartjes. Ze zijn hier op vakantie. Een van hen maakt een filmpje samen met een groepje westerse toeristen. Hij moedigt hen aan om de duim op te steken en iets in het Arabisch te roepen. Dat blijkt ‘leve Bashar!’ te zijn. Ze zijn aanhangers van de Syrische president en willen niets liever dan een videoboodschap de wereld insturen van westerse toeristen met een adhesiebetuiging aan de slachter van Aleppo. De gids maakt snel een einde aan de dubieuze liefdesverklaring.

Waar blijven de toeristen? 

Buiten Beiroet laat het land zich van de mooiste kant zien. De bergen zijn dichtbegroeid in de mooiste groenvarianten, de ceders adembenemend, de uitzichten groots, het eten is voortreffelijk (voor wie het kan betalen), de klaprozen bloedrood, zee en lucht azuurblauw en alles is ideaal voor een romantisch ik hou van jou. De toeristische attracties zijn fenomenaal. Wat in de musea staat en hangt aan klassieke schoonheid, doorstaat de vergelijking met de landen die om klassieke verleden bekendstaan, met gemak. 

Kadisha-vallei

Maar waar blijven ze, de toeristen? Er komen er veel te weinig. Want Libanon heeft een slechte pers. Bestuurlijk is het land een absurdistische opera met een bizarre vaste rolverdeling, teneinde de voortdurend dreigende chaos te bezweren. De president is altijd iemand uit de gelederen van de Maronitische Christenen, die met 32 % de grootste bevolkingsgroep vormen, de premier een soennitische moslim. De parlementsvoorzitter wordt geleverd door ‘de partij van Allah’, Hezbollah. En de vicevoorzitter van het parlement moet een orthodox-Syrische Christen zijn. De Maronieten werden en worden gesteund door Frankrijk, dat na 1918 in Libanon de dienst uitmaakte. Hezbollah heeft Iran als grote vriend, de soennieten hebben Saoedi-Arabië. En in de bergen zitten de linkse Druzen, die een staatje in de staat vormen. Zo probeert men een nieuwe burgeroorlog te bezweren. Zoals die zeer gewelddadige, die het land van 1975 tot 1990 teisterde.

In de souk van Tripoli

        ‘Zonder Palestijnen hadden we hier geen  burgeroorlog gehad’, zegt een vrouw uit de christelijk Maronitische middenklasse. Libanon is altijd een land geweest waar vluchtelingen kwamen. Maar de Palestijnen kwamen met miljoenen, toen ze begin jaren zeventig niet meer welkom waren in Jordanië. De schrik sloeg de Maronitische Christenen om het hart toen opeens moslims de meerderheid gingen vormen. En die gedroegen zich bepaald niet bedeesd. De PLO marcheerde in 1975 door het hart van Beiroet, zo militant, dat de Maronieten steun zochten en vonden bij Israël. En toen was het raak, vijftien jaren lang. Met 200.000 doden als gevolg. Ook het schitterende Nationale Museum toont wat er gebeurt als je dan opeens midden in de vuurlinie ligt. In een prachtig Romeins mozaïek is de inslag te zien van een granaatbom. Geweld laat zich ook niet tegenhouden door schoonheid.

Nationale museum, Beiroet

Hezbollah.

Opvallend is het succes van Hezbollah (de ‘Partij van Allah’) - en niet alleen in het zuiden. Hun aanhang, de sjiitische moslims (31% van de bevolking) is voor een groot deel laagopgeleid en arm. Maar Hezbollah heeft hun zelfvertrouwen gegeven. Zeker toen het in 2006 het Israëlische leger een draai om de oren gaf, dat daarop snel de bezetting van Zuid Libanon beëindigde. Dat werd in heel Libanon gevierd als een overwinning op de Joodse staat.

Hezbollahs prestige vertaalt zich nu ook op een ander gebied: ze zijn een geaccepteerde en zelfs gerespecteerde politieke factor geworden en zitten in het parlement. Maar de vertrouwensbasis blijft wankel. Want toen de Maronitische premier Harriri in 2005 werd vermoord, wezen veel vingers richting Hezbollah. En ook het strafhof in Leidschendam oordeelde een Hezbollah-aanhanger schuldig. Maar de Partij van Allah ontkende en wees naar Israël. En wat te denken van de warme banden tussen Hezbollah en het sjiitische bewind van Iran? En de steun die ze gaven aan het bewind van Bashar Assad in Syrië? Dat kostte hun de nodige populariteit. Bij de laatste verkiezingen kregen ze minder stemmen.


Nu is er sinds oktober vorig jaar even geen president meer. De voorgestelde kandidaat wordt te polemisch bevonden. En over een andere kandidaat is men verdeeld. Maar geen president… is dat nou echt zo erg? Mét een president krijg je alleen maar meer conflicten in dit gepolariseerde land. Dat nu op de been wordt gehouden door ambtelijke bureaucraten. Op de achtergrond is er een klein aantal familieclans dat de lakens uitdeelt. Het beleid van de regering, zeggen de Libanezen, zorgt altijd voor ellende. Zoals nu met de Syrische vluchtelingen.

Een rijk verleden.

Aanjar

Die chaos en onzekerheid trekt geen westerse toeristen. En dat is zonde. Want in Libanon loop je met reuzenpassen door de geschiedenis van de mensheid. Je ziet indrukwekkende resten van eerste stenen huizen in Byblos (3000 voor Christus), je kan de eerste gebeitelde Fenicische letters bewonderen, de oude Perzen waren er, de Hellenen met hun verfijnde beelden, de Romeinen met hun ingenieuze reuzebouwsels. En de moslims die rond 700 het gebied veroverden. militair sterk, maar cultureel arm. In Aanjar kan je zien hoe ze razendsnel leerden van de Griekse en Romeinse cultuur die ze overal aantroffen en hoe ze eclectisch kozen wat hen uitkwam.

Een van de mooiste plekken is Baalbek. In Libanon kregen oud-legioensoldaten, die onder Caesar in Gallië hadden gevochten (en de Eburonen in het huidige Limburg hadden proberen uit te moorden in  54 voor Christus), als dank een lapje buitengewoon vruchtbare grond. En ze hebben hun talenten niet verspild. Baalbek is het grootste Romeinse tempelcomplex ter wereld. En dan te bedenken dat er nu maar 10% over is van wat het ooit was.

Baalbek

Een machtige tempel van Jupiter moet er hebben gestaan. En zoals altijd stond zijn tempel op de hoogste plek. Maar dus ook de kwetsbaarste plek. Nu rest vooral een rijtje elegante zuilen. De andere zuilen werden later naar Constantinopel verscheept en zijn te bewonderen in de Aya Sophia. De iets lager gelegen Bacchustempel is verrassend intact en rijk aan decorering.

De bedelstaf.

Maar in de buurt van Baalbek zie je ook iets heel anders: op grote afstand van de weg zijn er vluchtelingenkampen vol Syriërs. Zo'n twee miljoen ontvluchtten bijna tien jaar geleden het geweld in hun land. Her en der bedelen vrouwen met hun kinderen langs de weg. Een kwart van de bewoners van Libanon is een Syrische vluchteling. Ze bevolken ook massaal de straatarme Armeense wijk in Beiroet. Zo massaal dat de Armenen daar nu vertrekken. Maar er zijn ook flink wat Syriërs teruggegaan. Veel Libanezen vinden dat de rest ook maar terug moet. Worden die met de dood bedreigd daar? Dat is óns probleem niet. Wij hebben zelf problemen zat. Intussen is het Libanese leger begonnen met rücksichtslose uitzettingen.

Grote groepen Libanezen dreigen zelf aan de bedelstaf te geraken. Vierhonderd euro per maand, meer krijgen ze momenteel (april 2023) niet van hun bankiers. Zie maar dat je ervan rondkomt. En zo niet, dan moet je maar terugvallen op wat je in je community met elkaar kunt verhapstukken. In de souk van Tripoli kosten de uien 6 cent en de artisjokken 1 euro de kilo, maar verder zijn de prijzen van Europees niveau.

In de souk van Tripoli

En de geldontwaarding is niet bij te benen. Honderd euro is (in april 2023) bijna tien miljoen Libanese ponden waard. En morgen misschien nog meer. Nog net geen Duitsland 1923 waar je een kruiwagen aan marken moest meenemen naar de bakker om een brood te kunnen bekomen.

De inwoners vertrouwen ook hun banken niet meer. Toen ze massaal geld probeerden op te nemen, was dat een ramp. De regering moest aftreden. In oktober 2019 waren er demonstraties van jongeren die alle religieuze en etnische verschillen aan de kant zetten en samen de straat op gingen om aan de verstikkende situatie voorgoed een einde te maken. Honderdduizenden waren het, niet alleen in Beiroet maar in alle steden en dorpen van het land. Maar die hoopvolle ontwikkeling liep vast in de politieke modder.

‘Ik ga nooit meer op straat demonsteren’, vertelt een vrouw. ‘De politieke partijen hebben de demonstraties geadapteerd en de jongeren waren te onervaren om dat door te hebben. Ze werden gebruikt. Nu zijn veel jongeren tussen de 20 en 30 jaar teleurgesteld weggegaan, vooral naar Frankrijk en Canada. Als moeder vind ik dat verdrietig. Maar ik geef ze gelijk. Het wordt nooit wat hier.’

De explosie.

En toen was er ook nog de explosie in de haven op 4 augustus, die niet alleen een fysieke schok teweeg bracht. Het hele land was verlamd. De ontploffing was veroorzaakt doordat er sinds 2013 tonnen van het explosieve ammoniumnitraat lagen opgeslagen in de haven. De regering zou op de hoogte zijn geweest, maar greep niet in. In de haven is nog steeds te zien wat de enorme klap heeft aangericht. Op een muur staan de namen van de 220 slachtoffers.  

Alle slachtoffers van de explosie

Wie was nou schuld hieraan? De vingers wezen richting de ambtenaren: er zouden te weinig controles zijn uitgevoerd. De ambtenaren wezen richting 'hogerhand': de meetresultaten waren wel degelijk doorgegeven, maar er werd niks mee gedaan. Er zijn wat mensen gearresteerd. Maar tot een veroordeling is het nog niet gekomen. 

Ook in de dure Nicolaaswijk, waar het lijkt alsof je opeens in een stukje Parijs bent, heeft de explosie haar tol geëist. Veel klassieke huizen in Moors-Arabische stijl zijn ook nu nog behoorlijk beschadigd. Sommige zijn overwoekerd door de natuur die zich niets laat gelegen liggen aan tijdelijke tegenslagen. Maar er zijn ook rustieke duur opgeknapte gebouwen met glas-in-lood en met bougainville overdekte binnenplaatsen waar in de acacia’s en de bougainvilles de vogels het gedempte stadsgeluid met gemak overstemmen. De huiseigenaren wonen een groot deel van het jaar in Frankrijk in dure appartementen en zien rustig toe hoe de prijzen van de huizen Beiroet gestaag stijgen. Laissez faire, laissez passer. Beiroet spreekt Arabisch met een Frans accent.


Teruggekeerde Libanezen die het elders hebben gemaakt, vestigen zich hier of in de wonderschone Kadishavallei in de bergen. Over één huis hoeft geen belasting betaald te worden, wel over het tweede huis, maar die is erg laag. Lage belastingen betekenen wel geen werkloosheidsuitkeringen, geen AOW, slechte wegen en niet opgehaald vuilnis.

Ter afsluiting van dit verhaal nog één absurdistische situatie. Na afloop van de burgeroorlog in 1990 werd de regeringswijk, die in de twintiger jaren in een grande style francaise door de Fransen was gebouwd, grondig gerestaureerd. Er werden enkele grote Ottomaanse panden toegevoegd en een aantal Franse, zoals het Parlementsgebouw. De Place d' Étoile en omgeving werd ook een uitgaanswijk met cafés, restaurants  en ander vermaak. Maar na de grote jongerendemonstraties ging de hele wijk op slot. En dat is tot de dag van vandaag nog steeds het geval. De angst voor herhaling regeert. Dus nu zie je op een vierkante kilometer in het hartje van de stad lege gebouwen, lege straten met onverbiddelijke, militaire bewaking. Er heerst een vreemde sfeer. En niemand weet wat de plannen zijn en wat de toekomst brengen zal. 


Maar op de een of andere manier houden de Libanezen zich op de been. Zelfspot en humor zijn nooit ver weg. Ze noemen hun cafés spottend ‘Escobar ’of ‘Café Tralala’. Een oudere man vat de mannelijke Libanese levenshouding perfect samen:

‘De politiek, dat was en is een zootje. Dat komt nooit meer goed. Maar het land is prachtig, de bloemen bloeien als nergens anders, het eten is goed en de vrouwen zijn mooi. Wat wil je nog meer?’

 

Een van de 300 cederbomen die Libanon nog resten.


Foto's Marlies Hautvast. 

Met dank aan Noyan Sahami (PARSABAN Reizen) en Khalid Khalid.


 

 

 

 

 

 

 

 

donderdag 11 mei 2023

 

ILSE van het Houtplein.

Een verhaal uit mijn buurttheatertijd. 

In het midden: Ilse


Ze was van 1920, afkomstig uit een Duitse dorpje Kötzschau in de buurt van Leipzig. “Dat spreek je uit als Kutsau”, zei ze en dan lachte ze met kleine hoge hikjes.

Ilse. Ik verstond in het begin geen woord van wat ze zei in haar Duits – Utrechtse mengelmoestaaltje. We schrijven 1977, het jaar waarin we ons eerste toneelstuk maakten. Met bewoners van het Houtplein. Op dat plein woonden uitsluitend ‘asocialen’ onder toezicht van de gemeentelijke Stichting Volkswoningen. Ilse was een van hen. Voordat ze daar een huurhuisje kreeg toegewezen, moest ze bij de voorzitter komen,  dominee Duitemeyer. Hij had wat vragen.

 

Het Houtplein vóór de sloop

-       Drinkt uw man?

-       Is hij gedetineerd geweest?

-       Kan ik dat opvragen bij het politiebureau?

-       Heeft uw man werk?

-       Brengt hij zijn geld thuis?

Ze kreeg dat huis, maar moest verplicht een gezinshulp nemen. Salaris diende te worden ingeleverd,  kinderbijslag afgedragen. En als ze iets wilde kopen op afbetaling, moest dat via de stichting. Zo wilde Duitemeyer de ‘asocialen’ opvoeden tot ‘maatschappelijk functionerende’ wezens. In de  jaren zeventig was die paternalistische houding achterhaald. En de staat van de huisjes bedroevend. Volgens CDA-wethouder Bransen waren het “de slechtste gemeentewoningen die ik ken.” En VVD-raadslid Fielmich zei bij een bezoek aan de wijk:

“Als ik hier mijn paard moest stallen, zou ik de dierenbescherming bellen.”

Na de nodige acties van een comité van buurtbewoners, werd  besloten tot sloop en nieuwbouw. En tot opheffing van de Stichting Volkswoningen. 

Jongeren Houtplein 1977
.

Maar toen ik Ilse voor het eerst ontmoette, stonden de krotten er nog. In een ervan woonde ze met haar kleindochter Ciska. De piepkleine ruimte was volgestouwd met meubels, kussentjes en andere zaken die straks in het nieuwbouwhuis een definitieve plaats zouden krijgen.   

Ilse leidde een heftig leven. Haar eerste man was bij de SS geweest. Daar had ze niks mee. Ze was van hem afgegaan. Nu had ze mannen voor af en toe. In 1977 was dat Ali, een Turkse gastarbeider die bedachtzaam zwijgend zijn sigaretten rookte. Ze was zorgzaam voor hem, kookte zelfs halal. Maar toen ze een andere man ontmoette die haar wel iets leek, zei ze tegen hem: “Ali, en nou moet je weggaan.”

En Ali ging. Zonder enig protest. Zo’n vrouw dus.

 Ilse. Ik heb niemand gekend die zich zo weinig aantrok van wat anderen van en over haar zeiden. In die zin was ze waarlijk asociaal. Maar ze had wel degelijk oor en oog voor haar omgeving. Ze zat in het actiecomité. En was één van de sterren die op het toneel de harten van de toeschouwers stal. Ze deed me af en toe denken aan Mutter Courage uit het gelijknamige toneelstuk van Bertolt Brecht. Die ingeleefde manier van spelen en daar tegelijkertijd met haar houding commentaar op geven.

Ilse kende Brecht ook wel, “met die gekke liedjes van hem”. Of zei ze kecke liedjes? Je kon met haar hele gesprekken voeren over de Duitse geschiedenis, de adellijke grootgrondbezitters die de arme boeren uitbuitten en dat ze Hitler in Leipzig had zien voorbijkomen.

 Begin jaren tachtig nam ik haar mee naar de Amsterdamse Schouwburg, waar een toneelgezelschap uit de DDR een toneelstuk opvoerde van Heiner Müller. (Die Umsiedlerin oder das Leben auf dem Lande). Het stuk speelde in net zo’n Oost-Duits dorpje als “Kutsau” waar privébezit van boeren verplicht werd gecollectiviseerd door de communistische partij onder het motto: wij weten wat het beste voor u is. Precies als de Stichting Volkswoningen dus, maar dan op z’n Oost-Duits. 

                     Oproep aan individuele boeren om zich te organiseren in collectieven. 

 De Holland Festivalgangers gaapten ons aan. Ze vonden de combinatie oudere volksvrouw en jeugdige links-artistieke intellectueel nogal wonderlijk. Ilse en ik genoten gniffelend van die verwarring.

Toen het stuk begon, zag ik haar vanaf minuut één opgaan in de taal en sfeer van haar jeugd. En de problematiek van het stuk. Er verscheen tot haar grote vreugde ook nog een prachtig trekpaard op het toneel. Op de terugweg hield ze niet op met vertellen over haar jeugd en familie.

 Ilse. Ze was de ster van de toneelgroep. En wereldberoemd in Utrecht. Op een dag moest ze naar het spreekuur van de gemeentelijke afdeling huisvesting om te onderhandelen over een flat voor haar zoon. Toen ze binnenkwam, veerde de ambtenaar op uit zijn stoel.

“Kijk nou! Ilse uit het toneelstuk over het Houtplein!”

Die flat, nee, dat was geen enkel probleem, daar kon haar zoon zo in.

              Ilse (met bloemen) heeft net de sleutel gekregen van het nieuwe huis op het Houtplein