3.
Gruwelijke teksten op bordjes.
Krekelberg in vroeger dagen. (Dank, Janny Vogels...)
In juli 2016 huren we een
auto en rijden naar Limburg.
Eerst naar ons
geboortedorp Schinnen, dat we nu met andere ogen bezien. Ja, ze staan er
allemaal nog: de kerk met het originele Romaanse deel, de Dederenhof in
Wolfhagen, kasteel Terborgh en hoeve Krekelberg, inmiddels voor een deel
camping. We maken daar kennis met Wijnand Vogels, de huidige eigenaar. Hij
verbaast zich over het verhaal dat zich hier 300 jaar geleden heeft afgespeeld.
We kijken rond in de boerderij, die in de negentiende eeuw is verbouwd, maar er
zijn in de stallen nog originele stukken.
We krijgen het telefoonnummer van Frits Schoonbrood. Hij
is voorzitter van de Sjtichting
Genealogiek Sjènne en dé man die je moet hebben als het over de
‘Bokkenrijders’ gaat. Frits pluist als onderzoeker het (Schinnense)
bokkenrijdersverleden tot op de draad uit en neemt voortdurend initiatieven.
Hij heeft er mede voor gezorgd dat er in het dorp een Bokkenrijdersroute is:
met bordjes waarop een kort verhaaltje over wat zich ter plekke heeft
afgespeeld.
Bij de uitgang van de begraafplaats lezen we bijvoorbeeld
onderstaande gruwelijke tekst.
Op dat moment zijn we ons nog niet bewust van de grote rol, die bovengenoemde Hendrik Witmaeckers straks in mijn verhaal zal gaan spelen.
In Sittard staat de koffie met vla al klaar als we
arriveren bij Paul Potten en zijn vrouw. We spreken urenlang over de fascinerende geschiedenis van ‘onze’ Anna
Raedermeckers. Over het opmerkelijke, dat al bekend is en de talloze hiaten,
die natuurlijk kunnen worden opgevuld door mijn schrijversfantasie, maar ik wil
toch eerst en vooral de feiten leren kennen.
Hoever zijn we?
Nou, we weten een heleboel dingen niet.
We weten geboortedatum noch sterfdatum van Anna.
Hoe en waarom is Jean uit Ville du
Bois/Petit Thier in Hombourg terechtgekomen?
Waren Jean en Anna wel getrouwd- heel
belangrijk in die tijd. Joeske is gedoopt door de pastoor van Hombourg, daarvan
is bewijs.
Wat is de positie geweest van Anne Piron op de
Dederenhof en Henri in Puth?
Er is het raadsel van het graf van Jean in de
kerk van Schinnen onder de preekstoel.
En de ‘carrièreswitch’ van Anna Raedermeckers, die
van arme kansloze moeder echtgenote wordt van Andreas Kallen op Krekelberg, een
boerderij met aanzien.
En tenslotte: wat te denken van het gedonder met
de eerwaarde heer Joes, wie de vleselijke driften te machtig werden. Plus de schrijnende
gevolgen daarvan. (zie mijn vorige blogs)
Paul biedt aan om nog eens uitvoerig op zoek te
gaan naar meer gegevens. Immers, zowel uit de archieven als op het internet komt steeds nieuw historisch materiaal.
Er is nóg een interessante bron en dat is de
lijst Bewoners van Schinnen uit 1761,
die door de hierboven afgebeelde pastoor Hoen, (de opvolger van pastoor Petri en van hoge komaf-
vandaar het schilderij), is opgesteld. Daar kun je lezen wie in dat jaar waar
woonde en met of naast wie. De lijst staat op het internet:
Het is een prachtige lijst. Met namen van
driehonderd jaar geleden, die nu nog altijd in het dorp te vinden zijn en opvallend:
het zeer beperkte aantal voornamen (het stikt van de Anna’s, Catharina’s,
Hendriken en Johannesen).
Er is nog iets dat me opvalt in die lijst: en dat is de
situatie op Krekelberg. Pastoor Hoen schrijft dat er daar in 1761 vijf mensen
wonen:
1220 Anna
Rademeckers
1221 Carolus Josephus
Callen
1222 Henricus
Callen X 1224
1223 Stephanus
Callen
1224 Maria Odilia
Harst X 1222
In dat jaar is Anna’s tweede man Andreas Callen/Kallen
twee jaar dood. Zij woont dan dus nog steeds op Krekelberg, met twee zonen uit
Andreas’ eerste huwelijk (Carl en Henric), met schoondochter Maria Odilia én met
een eigen kind van haar en Andreas: Stephanus.
Van Treesje en Serfke, Anna’s verdoemde kleinkind
dat in 1759 werd geboren: geen spoor op Krekelberg! Dat bevestigt mijn eerdere
bange vermoedens dat ze haar ‘schoondochter’ en kleinkind niet op ‘haar’ hof
heeft opgenomen.
We rijden verder naar het zuiden, naar de Ardennen. We wandelen van Vielsalm naar Ville du Bois en het iets verderop
gelegen Petit Thier- de stamplaats van de familie Piron/Petri- en weer terug. Het is een
mooi heuvelrijk landschap, het heeft wel iets weg van het zuidelijkste stukje
Zuid Limburg.
Het eerste dat we zien als we het dorpje inlopen,
is deze auto langs de kant van de weg.
We passeren Blanche
Fontaine en de Halleux, waar de familie Piron –blijkens de akten die Paul
stuurde- ooit stukjes land bezat, omgeven door bosschages.
Het gehucht zelf
bestaat uit een (niet zo oude kerk), enkele verspreid liggende huizen en
(verbouwde) boerderijen.
Vandaaruit lopen we
via een andere weg terug naar het stadje Vielsalm, langs bermen vol lila
wilgenroosjes, geel Johanneskruid, rode vlierbessen, kamperfoelie,
schaduwkruiskruid, vogelwikke, sappige bramen en frambozen. We passeren een eeuwenoude eikenboom Rond Chêne. Onder de donkere naaldbomen, plukt een vrouwtje
bosbessen. Ze vertelt ons het oude verhaal, dat hier in het bos de heks van
de myrtilles (bosbessen) loert
op jonge mannen.
We lopen langs het
kapelletje van de Mater Dolorosa, de
moeder van de zeven smarten en het galgenveld op Thier de la Justice.
Wat zou er door hun
hoofden zijn gegaan?
Mamman Isabeau,
die vier van haar kinderen zag vertrekken… Heeft ze pastoor Petri vervloekt
toen die met het voorstel kwam de kinderen naar Schinnen te halen? Of was ze stiekem
opgelucht? Hoe was de verhouding tussen die twee?
“Ach, die was altijd al het lievelingetje van zijn moeder. Die mocht voor
priester gaan studeren, maar mijn Léon mocht alleen maar werken werken.”
Zou ze dat gedacht
kunnen hebben? Of was ze hem vooral dankbaar. Miste ze haar kinderen? Heeft ze hen opgezocht in Schinnen? Een
reis van 60 kilometer in die tijd was zeker niet ongevaarlijk met al dat crapuul
langs de wegen.
Was Anne blij dat ze weg kon thuis? Of was
ze een echte oudste dochter, zo eentje die teveel verantwoordelijkheid op zich
laadt? Hoopte ze dat mamman trots op
haar was, dat ze zo’n rijke boer aan de haak had geslagen? En dat ze zo deftig trouwde in
Maastricht?
En Lisa dan, over wie we zo weinig weten –
stak ze wat bleekjes af tegenover haar daadkrachtige oudste zus? Was ze trots
dat ze met Anne mee mocht naar Schinnen?
En Jean, de Hornochs, die op z’n 22ste een
meisje van 14 zwanger maakte (wat zijn moeder gelukkig niet meer hoefde mee te maken,
want toen was ze net overleden). Wat voor type jongen was hij? Net zo iemand als
zijn oom, pastoor Petri in Schinnen? Die stond bekend om zijn eenvoud en zijn
grote hart voor armen en familie. Was Jean ook iemand met het nodige
inlevingsvermogen? Een natuurliefhebber wellicht? Zou hij net zo hebben genoten van die wandeling als wij?
En Henri, de jongste, die zijn broer en zussen één voor één
zag weggaan naar dat dorpje Schinnen, dat in zijn oren een steeds magischer klank kreeg?
We rijden terug
naar huis via Hombourg, bezoeken daar het Romaanse kerkje en fotograferen de
doopvont uit 1641, waar kleine Joes nog moet zijn gedoopt.
Op de begraafplaats
rond de kerk van Hombourg zien we de graven van een tiental ‘Raedermeckers’.
Dat kan dus heel goed kloppen met onze aanname (op dat moment) dat Anna uit
Hombourg stamt.
Tegen de kerkmuur
staan oude grafkruisen, waarop de ene keer in het Frans, dan weer in het
Nederlands of het Duits teksten staan. Ik herinner me te hebben gelezen dat
pastoor Petri in het Duits preekte in Schinnen. Ik weet nog dat mijn opa van
moederskant (opa Hommert) ook beter Duits
dan Nederlands sprak. De noordelijke Ardennen en Zuid Limburg waren tot voor
kort blijkbaar een taalkundige smeltkroes.
Maar wat zeg ik:
Zuid Limburg bestónd helemaal niet als zodanig in die tijd. Daarover een
volgende keer meer.
Ik ben heerlijk met jullie meegewandeld, prachtig!
BeantwoordenVerwijderenWat eem leerzame geschiedenis Jos. Ben zo benieuwd naar de verdere verhalen.
BeantwoordenVerwijderenIk heb je boek "Duvelsprie" net uitgelezen, prachtige historie waar je een heel leuk verhaal omheen hebt gebreid. Ik ben erg geïnteresseerd in de Limburgse geschiedenis en de Zuid-Limburgse in het bijzonder.Vanaf mijn jonge jeugd woon ik in Oirsbeek en later in Thull-Schinnen en heb hier veel rond gestroopt in Daniken. de Thullerboesj, Kathagen en langs Geleenbeek en de Kakkert. Van Frits Schoonbrood en anderen heb ik zowat alles over de Bokkenrijders gelezen en latere historische boekjes zoals Oirsbeek een Valkenburgs dorp en Oet vreuger joare. Maar ik ben met jouw hoofdpersonen meegelopen door de dorpen en velden als in een film. Grote complimenten en ….. ik blijf u volgen. Groet, Mathieu Wijts, Thull 33 geb. 1954
BeantwoordenVerwijderenIk lees je eractie nu pas, Mathieu. Heerlijk om te lezen en blijf genieten van al dat moois!
Verwijderen