2.
Leienbrekers, een adellijke peetoom en een
horrornacht te Puth.
Leienbrekers aan het werk in Vielsalm bij Ville du Bois.
(Dank Paul Potten…)
‘Geachte heer’, schrijf ik op 21 juni 2016 aan Paul
Potten, de man die het merkwaardige verhaal over de veel te jonge moeder Anna
en haar kindje Joes op internet plaatste. ‘Kunt u me aan meer
achtergrondinformatie helpen?’
De volgende dag al krijg ik antwoord: ‘Ik stuur u gegevens over mijn de stamboom Petri, familie aan
moederszijde. Ik ben er al meer dan 40 jaar mee bezig en heb heel wat verzameld
over deze familie. In mijn archief moeten nog oude aktes zijn over uw Anna.
Mocht ik u nog kunnen helpen, laat het me maar weten.'
Hartstikke
mooi, zo’n enthousiaste reactie van Paul. Hij heeft de familiegeschiedenis
Piron/Petri uitgeplozen en recent gepubliceerd. (‘Petri, een naam die veel schrijfwijzen kent’). Ik lees zijn
boeiende verhaal over de achtergronden van het gezin Piron/Petri.
Maar eerst
even het volgende: Piron is het
Waalse woord voor pierre (steen). De
pastoor heeft dat, naar de mode van die tijd, ‘vertaald’ in Petri. Dat is afgeleid van de apostel
Petrus (‘Gij zijt Petrus en op deze steen
zal ik mijn Kerk bouwen.”). Dat deftige verlatijnsen gebeurde wel meer: de naam
van de bekende stroopfabriek Canisius van Schinnen is op diezelfde manier terug
te voeren op Hundjes (canis = hond). En Timmers/Tummers werd Fabritius.
Hoe
zit die familie in elkaar? Nou, het is wat ingewikkeld, maar haak niet af. Aan
het einde van dit verhaal staat een kleine stamboom voor lezers die de draad dreigen kwijt te
raken.
De
Pirons wonen in Petit Thier bij Ville du Bois, een gehuchtje in de buurt van
Vielsalm, in de tegenwoordige Belgische provincie Luxemburg. Het is een familie
van boeren en leienbrekers.
Pastoor
Petri is een broer van Léon Piron, de vader van Jean (die in 1721 met Anna en
Joes naar Schinnen trekt).
Rond
1690 vinden er grote veranderingen plaats in de familie. Terwijl de toekomstige
pastoor studeert voor priester op het Jezuïetencollege in Aken, verkoopt zijn
broer Léon opeens opvallend veel stukken land.
‘Daar
is een verband’, meent Paul Potten. ‘Het priesterschap was duur. Dat kostte de
familie een hoop geld. Reken maar 400 gulden, dat waren twee jaarinkomens voor
arme mensen.’
Hij
stuurt me dit citaat:
Gaston Remacle rapporteert in
zijn veelzijdig werk over "Vielsalm et ses Environs/Vielsalm en zijn
Omgeving” dat tot aan het Concordaat van 1801 de kerkelijke overheid eiste, dat
een kandidaat-priester voor zijn wijding van een bepaald inkomen voorzien moest
worden, dat hem een eervolle bestaansmogelijkheid verzekerde, ook wanneer hij
geen standplaats voor de uitoefening van zijn pastorale dienst zou hebben.
Na de 30-jarige oorlog, dus na
1648, moest een jaarinkomen van minstens 100-Florijnen gegarandeerd worden,
(komt nu overeen met F 140,-per jaar). Later, na 1700, werd dat: 200 Florijnen.
Een kerkelijke beambte taxeerde het bezit van de ouders en bepaalde de
uiteindelijke som. Er bestaan documenten waaruit
blijkt, dat bij armoede de ouders,
verwanten of ook wel buren meegeholpen hebben, de titre clerical te
vervullen.
Met
andere woorden: die priesterstudie doet de familie Piron financieel de das om.
Tot overmaat van ramp sterft vader Léon onverwacht en laat hij zijn vrouw
Isabeau en zes kinderen berooid achter.
Het
overlijden wordt (in het Frans) genoteerd.
De vader van Jean overlijdt in 1708 en laat vrouw en zes kinderen achter
(Dank Paul Potten…)
Dat
is de genadeklap voor mamma Isabeau en haar zes kinderen. De notaris schrijft
(in het Duits) dat het gezin ‘in
bedrückender Not’ verkeert, als moeder in 1710 weer eens land moet verkopen
en zelfs een deel van huis en hof moet verhuren om aan geld en eten te komen.
Pure
armoe dus.
Vanaf
1715 is Léons broer pastoor in Schinnen. En vol familiair schuldgevoel over de
financiële rampen, die hij met zijn priesterstudie de verwanten heeft
aangedaan. Maar hij heeft een oplossing: één voor één haalt hij vier van de zes
kinderen van zijn broer uit Ville du Bois naar Schinnen en bezorgt ze daar
werk. Anne, Lisa, Jean en Henri laten op jonge leeftijd hun geboorteplek achter
zich en gaan naar het 60 km verderop gelegen Schinnen. ‘Heeroom’ is hun hoop
voor de toekomst.
Zo
gecompliceerd en simpel tegelijk kunnen immigratiegeschiedenissen verlopen.
Hoe
is het hun in Schinnen vergaan? Dat ga ik uitzoeken via het materiaal van Paul
en de site http://www.allelimburgers.nl/.
Anne Piron is de oudste. (Eigenlijk heet ze Anna, maar om verwarring met Anna
Raedermeckers te voorkomen, noem ik haar hier Anne). Ze is 17 jaar als haar
vader Léon sterft. Ergens na 1715 is ze naar Schinnen gehaald door heeroom,
want ik zie dat ze in 1720 trouwt met de jonge eigenaar van de Dederenhof in
het Schinnense gehucht Wolfhagen.
Ho, maar wacht eens
even. Die Dederenhof in Wolfhagen is niet zomaar een hof, maar een prachtige
grote carréboerderij uit het midden van de zeventiende eeuw! Dus Anne, een
meisje uit een verarmde familie uit het ‘vreemde’ Wallonië, heeft zich in
Schinnen binnen een paar jaar opgewerkt van ‘boerenmeid’ tot vrouw van de
hofeigenaar, Joannes Diederen (Joean Dederen in het Limburgs). Een man met
aanzien. Zijn peetoom bijvoorbeeld is niemand minder dan Adam de Schellart, adellijke bewoner van ‘huize
Schinnen’ oftewel het hieronder afgebeelde kasteel Terborgh (dat nog een grote rol gaat spelen in mijn
verhaal).
Ach
zo. De bewoners van de Dederenhof
zijn dus blijkbaar welgesteld.
Hoe heeft Anne
Piron dat zo snel voor elkaar gekregen? Móesten
ze soms trouwen? Nee hoor, het eerste kind komt keurig tien maanden na de
bruiloft ter wereld. Zegt het dan iets over haar karakter? Weet ze van
aanpakken? Of heeft ze gewoon haar uiterlijk mee? Ik moet gissen, want foto’s
heb ik niet, zelfs geen schilderijen helaas. Arme mensen en schilderijen waren
en zijn geen vanzelfsprekende combinatie.
Die bruiloft is trouwens op stand. Ze worden getrouwd in
1720 in het gloednieuwe Tweede Minderbroedersklooster van Maastricht (1708).
Niet door heeroom Petri. Die schrijft dat huwelijk wel keurig te Schinnen in het kerkregister. Maar… waarom trouwt hij zijn nichtje niet? Je zou toch verwachten dat een priester in de familie – en dan zeker een heeroom aan wie Anne nogal wat te danken heeft- zijn nichtje zou trouwen?
Dit zijn van die
momenten, waarop ik probeer me -met zoveel mogelijk kennis, inlevingsvermogen én
fantasie in te leven in het hoofd van (Limburgse) mensen uit de achttiende-eeuw.
Het eerste dat in
me opkomt is: o, dat wilde de schoonfamilie Diederen waarschijnlijk niet.
Misschien hadden die al moeite met Joeans keuze voor zo’n statusloos meisje
‘dat niet van hier is’. Met een bruiloft moet je je welstand tonen aan de
relaties. En Maastricht geeft nu eenmaal meer status dan Schinnen.
Ja, misschien is
het zelfs nog schrijnender: Paul meldt mij dat pastoor Petri een lichamelijke
handicap heeft. Tja, en laat jij, als man met aanzien in het dorp, je oudste
zoon trouwen door een manke pastoor van arme komaf in een simpel dorpskerkje?
Om het maar eens botweg te zeggen.
Trouwnotitie van Joannes Diederen en Anne Piron,
geschreven door pastoor
Petri
(Dank Paul Potten…)
Bijna onderaan deze
trouwacte lezen we dat een van Annes zussen trouwgetuige is, Elisabetha Piron. ‘Lisa’ is dan net 22
jaar oud. Is zij op dat moment ook op de Dederenhof in betrekking? Grote kans
van wel.
Twee van de zes
kinderen heb ik nu getraceerd. Over Jean
heb ik al een paar dingen verteld. Van twee andere kinderen weten we niets,
behalve hun geboortedata.
Maar van de
jongste, Hendric Piron/Petri, weten
we weer heel veel. ‘Henri’ is ook naar Schinnen gehaald door pastoor Petri. Hij
gaat daar werken als pachter op het ‘kerkeland’. De Kerk was grootgrondbezitter
en verpachtte land tegen 1/10 (een tiende) van de opbrengst. In de tijd van
pastoor Petri waren dat zo’n 1500 hectares.
Henri trouwt in bij
de familie Schutgens, die een hof hebben in
‘t sjtröatje (straatje) van Schinnens gehucht Puth. (Dat is waar nu de kerk
van Puth staat). Hij neemt na de dood van zijn schoonvader de pacht over en
wordt al snel een boer met aanzien.
Blijkbaar weten
sommige kinderen Piron van aanpakken. Hieronder de niet meer bestaande boerderij van Henri Petri in Puth; het is de witte rechtsachter. (Dank Paul Potten…)
Maar, vraag ik me af, is dat nou dezelfde Henri Petri,
die in de nacht van 4 op 5 maart 1750 wordt overvallen door ‘bokkenrijders’,
een beroemd, nee berucht, uitvoerig beschreven feit met getuigenverklaringen
over geweld en dubbelzinnige getuigenverklaringen?
‘Toen Petri met
zijn vrouw te bed lag, de deur hoorde opengaan, menende dat het zijne zoon
Joannes was welke 's morgens vroeg met de kar naar de koel (kolenmijn) moest om
kolen te halen, riep hij: "Jan, bist du dat?" Waarop vijf mannen
binnen stormden.
Op Petri's
hulpkreet "O Heer wat is dat?“ riep een der inbrekers: "Noe zulle
veer dich höbbe!” (‘nou nemen we jou te grazen!’) Een korte persoon blauw
gekleed met bruin haar, sprong op hun bed en sloeg Petri's vrouw met eene
ijzeren staaf zodanig, dat zij bewusteloos bleef liggen, terwijl de vier andere
Petri aangrepen, zijn handen en benen knevelden en eene hunner met een mes
herhaalde malen naar zijn hals stak en Petri drie steekwonden in den linker en
rechterschouder kreeg. Antoon Hamers van de Windraak, welke hij kende, had
intussen hem met zijn haren van het bed afgetrokken en met een ijzeren boom
herhaaldelijk zodanig geslagen, dat het zeker de bedoeling was hem te doodden.
Hij had het geluk zijn hoofd te kunnen "salveeren" onder het bed,
waaraan hij zijn leven te danken had. Daar liggende hield een der bandieten
eene brandende kaars aan zijne schamelheid, hem dwingende te zeggen, waar overal het geld
lag. Maar Petri deed alsof hij stervende was.”
(Dank, H. Pijls, De bokkenrijdersbende met de doode
hand…).
Dit is maar een fragment van de beschrijving van de
levensgevaarlijke nacht die Henri en zijn Marieke moesten meemaken. Ze
overleven het gelukkig. En ja, inderdaad, deze Henri is dezelfde als de broer
van Jean, Anne en Lisa. ‘De Waal’ noemen ze hem in Schinnen.
Fragment, opgetekend
in het Huijs Terborgh 26 maart 1750 door de Schepenbank te Schinnen, verklaring
van Henri Petri omtrent de roofoverval op 6 maart 1750, door de Bokkenrijders
op zijn boerderij in Puth. Henri Petri tekent met een X omdat hij niet kan
schrijven. (Dank Paul
Potten…)
Henri, de broer van Jean, Anna’s man, is als slachtoffer
van de ‘Bokkenrijdersbende’ terechtgekomen in een van de heftigste historische
gebeurtenissen in het Zuid Limburg van de achttiende eeuw. En het kan toch niet
anders of ‘mijn’ Anna moet daar op de een of andere manier mee van doen hebben
gehad?
Een toevallig ontdekte, persoonlijke geschiedenis
verknoopt zich met de grote geschiedenis.
Is het vreemd dat ik nu alles wil weten? Vriendinnen en
vrienden zijn net zo enthousiast als ik en stimuleren me om verder op onderzoek
uit te gaan. Niet alleen omdat hier een prachtig verhaal in zit. Maar ook omdat
we zo verdomd weinig weten van onze zo interessante historie.
Eerst willen Marlies en ik de geboortestreek van de
kinderen Piron/Petri zelf aan den lijve voelen. We gaan naar de Ardennen, eens
kijken hoe het eruit ziet in Ville du
Bois en Petit Thier en Hombourg. En op de heenweg gaan we dan
maar meteen in Sittard langs Paul
Potten om eens een paar uur te ‘kallen’ over ons Enke. (Limburgs voor Anneke).
Léonard Piron (1667
– 1708) en Johannes Piron ( 1672 -1749) waren broers in Ville du Bois/ Petit
Thier.
Johannes Piron
(Petri) –(heeroom Joes Petri)- werd in 1715 pastoor in Schinnen. Léonard
trouwde met Isabeau Colla. Ze kregen zes kinderen, van wie deze vier:
Léonard Piron (1667 – 1708) x Isabeau
Colla
I
1. Anne Piron x
Joannes (Joean) Diederen
2. Jean Piron
x Anna Raedermeckers
I
Joes Piron
en Theresia (Treesje) De Bruyn
I
Severinus (Serfke) De Bruyn
3. Elizabeth (Lisa) Piron
4. Henri Piron/Petri x Marieke Schutgens
Ha fijn om weer te mogen lezen over deze geschiedenis. Wat een bizarre periode. Maar super interessant. Fijn dat jij Jos mij laat meevoeren in dit verhaal. Ik hoop ooit een rondleiding te mogen krijgen in Schinnen.
BeantwoordenVerwijderenLiefs Tineke
BeantwoordenVerwijderengeweldig dat ik op deze manier de geschiedenis in beeld krijg. Ik heb al veel van deze gegevens maar die finesses die in jouw blog te lezen zijn maken het verhaal levend