woensdag 13 augustus 2025

 


                   VIER DAGEN BERLIJN
Met foto's van Marlies.



Dag 1.
Het goede nieuws is dat de trein naar Berlijn niet meer een oponthoud van 20 minuten heeft bij de Nederlands- Duitse grens omdat de Nederlandse locomotief moet worden vervangen door een Duitse (!). Hij stopte er nog wel maar twee minuten later reed hij alweer. Maar niet naar het oosten, hij ging zuidwaarts. Blijkbaar heeft DB werk te doen tussen Rheine en Hannover en dus maakten we een omweg van een uur. Landschappelijk gezien geen  probleem, want wat we buiten zagen was interessanter en gevarieerder dan de eigenlijke route, die toch wel een beetje eentonig is en dat steeds meer wordt bij het naderen van Berlijn. Misschien dat dáárom de trein steeds harder gaat rijden naarmate we ons einddoel naderen?
Verder niets dan lof: geen vertragingen (we weten dan nog niets van de twee uur Verspätung op de terugreis straks) en niet meer stoppen bij allerlei kleine plaatsen,die in het verleden bedongen dat zij ook wilden meeprofiteren van de spoorlijn naar de hoofdstad. 


En dat is Berlijn, de Duitse hoofdstad die overloopt van tegenstrijdigheden. Ja, Duits is ze zeker, de nodige gebouwen getuigen van de oerdegelijke tamelijk plompe bouwstijl van rond 1900. Zelfs de pogingen tot enige elegantie zijn meestal mislukt. 
Het Rote Rathaus in de buurt van de Alexanderplatz is nog een van de meest geslaagde pogingen. 


Logisch dat de Duitsers griezelden van de Franse lichtheid en bouwelegantie: 'So etwas trägt doch wirklich nichts wesentliches in sich.' 
Maar er is ook een heel ander Berlijn met een heel eigen humor. Daar tref je cafés aan met namen als Wilde Matilde…


….en ergens hangt een klein briefje in een wezenloos lege winkeletalage waarop geschreven staat: ‘Morgen  Eröffnung!’ Het hangt er nu al zeker zeven jaar te grijnzen. In dát Berlijn beweegt zich het hippe en woke veelal jeugdige deel van de Berlijnse bevolking met eigen cafeetjes en restaurantjes waar je op wiebelige krukjes je havermoutcappuccino drinkt en geniet van de meest bizarre uitdossingen.  Maar onder de gespeelde arrogante zelfmanifestatie zit meestal de nodige onzekere verlegenheid weggemoffeld. 'Morgen Eröffnung'? Wie weet. 



En er is het Berlijn van de bomen, veelal acacias en platanen en die redden de stad, die anders toch wel een bonkig conglomeraat zou zijn van steen en beton. Het zonlicht wordt nú magnifiek gefilterd door het gebladerte dat beschermend en troostrijk boven je hangt. Zomer in Berlijn kan een feest zijn. 
De winter niet trouwens....
Enfin.

Ons vaste huurappartementje ligt in Neukölln en dat is geen welvarende maar een multiculturele, zeg maar gerust door Turken gedomineerde wijk. In de Karl Marx Strasse telde ik welgeteld nog één origineel-Duitse winkel en die verkoopt -natuurlijk oerdegelijke- werkkleding. 
We bivakkeren nu toch al minstens 15 jaar in een appartement in een Hinterhof, vier hoog, geen lift, maar heerlijk ruim, degelijk (!) en rustig in de de Donaustrasse. 
Daar bestaan de stoepen uit kleine steentjes die nog wel eens loslaten. De gaten worden dan opgevuld met hobbelig asfalt. Plastic, oude kledingresten en stukken bouwmateriaal zwerven door de straat en dat doen ze al jaren.  Soms wordt er eens een weg strakgetrokken en worden de oeroude kinderkopjes bedekt met onberispelijk asfalt, dan weer wordt er een huizenblok bijgestuct en opgeschilderd, maar wezenlijk veranderen doet er niets. De graffititerreur op de ondergevels doet pijn aan je ogen en dat doet het al vijftien jaar.  Het moge duidelijk zijn: de kloof tussen arm en rijk wordt zeker niet kleiner in Berlijn. 
Nee. In dit deel van Neukölln wordt niet wezenlijk geïnvesteerd. 


Dag 2.


Over de Hinterhöfe van Berlijn gesproken, de Mietskasernen waarin de handarbeiders en hun families leefden, flats die werden gebouwd aan het begin van de Duitse industriële revolutie, die na 1880 vol inzette. In het Efraim Museum, dat mooie achttiende-eeuwse paleis van de Joodse familie Efraim (ik schreef een paar jaar geleden over een expositie betreffende Paul van Ostaijen die ze daar hadden georganiseerd), in dat museum dus was nu een tentoonstelling over de geschiedenis van de Hinterhöfe. Soms had je er wel zes achter elkaar. In de kamers aan de voorkant woonden mensen die het financieel net wat beter hadden. Maar als je door de onderdoorgang naar achteren liep, kwam je in aanzienlijk minder riante omstandigheden terecht. Steeds minder woongenot, steeds donkerder werd de omgeving. Hoe minder licht de kamers bereikte, hoe lager de huur. 


In mijn boek Opeens geen grenzen meer, citeer ik Freikorpssoldat Ernst van Salomon die in de Hinterhöfe samen met zijn maatjes op zoek gaat naar door arbeiders verborgen wapens. In zijn verslag voel je zijn fysieke walging van wat hij daar aantreft. Ik wist destijds niet zeker of het een waarheidsgetrouw verslag was of vooral de eigen projectie van zijn afkeer van de stank van zweet en andere lichamelijke geuren die om armoede hangen.  Nou, de tentoonstelling geeft die von Salomon helemaal gelijk: het was zo te zien erger dan je je kon voorstellen. En daar kan ook acherm deze Leierkastenmann in 1923 geen verandering in brengen.


Berlijn ziet zijn eigen geschiedenis onder ogen. Talrijke musea en Gedenkstätte zetten het schaamtevolle verleden in het schrille licht en er wordt weinig verbloemd. En dat verleden is overal, dat maakt het zo'n bijzondere stad. Vanmorgen fietsten we helemaal naar het noordoosten, naar de wijk Pankow, Oost Berlijn dus. Pankow is een arme wijk. Ik las een kop in de Berliner Zeitung die op een koffietafeltje rondslingerde, dat in Spandau de minste plekken beschikbaar zijn voor kinderopvang en in Pankow de meeste. Wie wil er nou in Pankow wonen- mocht je überhaupt de keuze hebben?
Hoe verder we van het centrum vandaan kwamen, des te breder en leger werden de wegen, hier geen boom-omzoomde straten maar onduidelijk struikgewas en grote kale flats met kleine ramen. Bijna niemand op straat, leegte alom.
Waarom dan daarheen? Omdat daar bij de Weissensee een groot Joods kerkhof ligt dat praktisch ongeschonden de oorlog is doorgekomen. Meer dan 115.000 Grabstellen zijn er en daarmee is het het grootste Joodse kerkhof van Europa. 
'Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doet dat dan een ander niet', staat vermeld als oude Joodse wijsheid op een bord bij de ingang. We kijken elkaar aan en besluiten elke associatie met de huidige situatie in Gaza als niet toepasselijk te beschouwen: daar kunnen deze doden niks aan doen. 

Het bizarre is dat juist de Berlijnse Joden zo probleemloos waren geïntegreerd in de samenleving.  Toch kostte het 50.000 van hen het leven. Hier worden ze herdacht, mannen en vrouwen, ouders en kinderen, broers en zussen.

We lopen een uur lang over dit zeer sfeervolle kerkhof en het valt ons op dat er soms flink uitgepakt wordt; met grote partijen zwarte steen zijn de nodige grafmonumenten opgetuigd. Ja, men mag best weten dat het hier blijkbaar om belangrijke doden gaat. Marlies wijst me op een graf dat daar het tegendeel van is: eenvoudige stele met de naam van de overledene alsof die fijntjes en dun met  potlood in de steen is geschreven. Die mooie eenvoud spreekt ons wel aan. We spellen de naam: Stefan Heijm.  Stefan Heijm! 

De schrijver van 'Vijf dagen in juni', het boek dat stukgelezen nog ergens in de kast moet staan.  Stefan Heijm, was die dan Joods? De veelbekritiseerde man die  naar de USA was gevlucht voor de nazis maar uit woede over de vervolging van al wat links was in de McCarthy tijd, in 1953 asiel aanvroeg in nota bene... de DDR, een paar dagen voordat daar  de juniopstand in 1953 losbarstte. Waarover hij dus later dat boek zou schrijven. Een leven vol onmogelijke dilemma's, die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen.  We dragen allebei een steentje bij en fietsen naar de Weissensee even verderop voor een kop koffie en een kleiner Kuchen
So herrlich richtig Deutsch.


Op de terugweg fietsen we langs een schattig huisje dat aan alle kanten vergane glorie uitstraalt.  Hier blijken Brecht en zijn Helli Weigel van 1949 tot 1953 te hebben gewoond. Gar nicht schlecht.


Het DDR regime legde hem aanvankelijk in de watten omdat ze verwachtten goede sier te kunnen maken met de communistische Schriftsteller. Maar dat viel toch wel een beetje tegen. Ach, daarover dan misschien een andere keer...


Dag 3.
Het was 29 graden vandaag, dus lekker óp naar een stadspark! En omdat we het park van kasteel Charlottenburg nog nooit hadden bezocht, werd dat het doel van onze fietstocht. 


Was wel efkes 12 km heen en 12 terug. En ja, de Pruisen wilden aan het einde van de zeventiende eeuw niets liever dan gebouwen en tuinen maken naar het voorbeeld van Frankrijk.
Paris!!!
En dat betekende dat we een geheel naar de Franse eisen van die tijd aangelegd park te zien kregen van 55 hectares, classicistisch en streng symmetrisch, open... en dus bloedheet. 
Daarna konden we terugfietsen via een pas aangelegd fietspad langs de Spree en dat gaf me toch een weldadig sfeertje! Zeker waar het uitkomt in het Regierungsviertel.


Vandaag stellen we vooral de foto's centraal die Marlies de afgelopen dagen maakte. 
Zoals deze gisteren, van het Mies van der Rohe-huis, diep in Oost Berlijn. 


Dat moet in 1928 een  revolutionair gebouwtje zijn geweest, maar nu zou je er makkelijk aan voorbij fietsen, zo onbeduidend ziet de buitenkant eruit. Maar van binnen vertelt het een heel ander verhaal. 


Zeker met de geweldige tuin erbij die zachtekens afloopt naar het meer...


Zo af en toe hebben de Berlijners ervoor gekozen om ruïnes te laten staan, zoals de bekende Wilhelm Gedächtniskirche. Het Franciscanerklooster is minder bekend.


En je kunt ook zomaar opeens een huis zien staan dat eruitziet alsof de oorlog in volle gang is. 


En ook voor hedendaagse oorlogen is er volop aandacht.




Dag 4.


Een zonnige zomerzondag in Berlijn, dat betekent voor ons bijna altijd: óp naar een van de vele vlooienmarkten in de stad. De bekendste is die in het Mauerpark in Prenzlauerberg. Precies op de plek waar ooit de Schande-Mauer stond, kun je nu van alles en nog wat kopen. Nou is dat van-alles-en-nog-wat al een tijdje niet meer zo bijzonder als het ooit was, er lopen dan ook meer toeristen dan Berliner, maar twee magnifieke kimono's voor-geen-geld (figuurlijk gesproken) zijn toch niet te versmaden. 

Vlakbij ligt een andere markt op weer zo'n mooi plein onder de bomen, Arkonaplatz met een veel leukere koopwaar. Marlies speurt naar metalen deurknoppen en vindt er twee. Ik blader door fotoalbums die daar zomaar te grabbel liggen. Intieme levens van Duitse families in zwart wit, weerloos tentoongesteld aan vreemde ogen, wie doet nou zoiets harteloos? In één album vindt de voyeur in mij enkele foto's van een lachende man in uniform. 'Vater in Krieg' staat er in blauwe potloodletters bij geschreven.  Verder beginnen alle albums zorgvuldig ná 1945.


Vlakbij die markten ligt de Käthe Kollwitzplatz. Marlies leest momenteel de roman Het Theater der herinneringen van Peter Lenssen over haar. Käthe zit, nee, ze stáát midden op het plein tussen parkjes en perkjes waar de kindjes van de goed opgeleide en goed verdienende jonge ouders van Prenzlauerberg spelen. Käthe, een wezen uit een andere tijd en vooral van opzij toont haar gezicht de sporen van een zwaar leven met een aan de oorlog verloren zoon, mislukte idealen en het steeds wanhopiger zoeken naar vertrouwen in de mensheid. Toch is deze vrouw niet gebroken, al scheelt het niet veel. 


Vanuit Neuköln kom je al fietsend naar Prenzlauerberg altijd door de Rosa Luxemburgstraat, waar uitspraken van haar letterlijk op straat liggen. En daar staat vlakbij de oude Babylon bioscoop ook het massieve gebouw van de Volksbühne, het theater dat rond 1900 met de Groschen van de arbeiders werd gebouwd . Daar voerde Piscator in de twintiger jaren zijn Proletarisches Theater op. Hij zag het theater als een 'Propagandabühne der revolutionairen Arbeiter Grosz Berlin', en maakte groot opgezette Veranstaltungen gespeeld door 'onbetaalde leken'. De arbeiders dus.


De communistische KPD moest er niets van hebben. De sociaaldemocraten zagen het wel zitten. Maar de opvoeringen waren mmm...tja... wel érg revolutionair, z;o revolutionair dat het sociaaldemocratische bestuur van de Volksbühne ingreep, zelfs in de ensceneringen. Herr Piscator riep de nodige weerstand op en dat leidde soms tot fraaie liedteksten, zoals deze regels uit 
''Ich weiß das ist nicht so'
gezongen door 
Mischa Spoliansky.  


Manchmal verlier ich die Geduld
Daran ist nur Piscator schuld
Der macht doch so den Kommunist
Zu denken hab' ich mich erkühnt
Das bald die Zeit gekommen ist
Das er verteilt was er verdient.

Ich weiß das ist nicht so,
Ich weiß das kommt nicht so 
Ich weiß das würd nie sein 
Aber mach’n Sie was dagegen, ich red mir das ein 






5 opmerkingen:

  1. Wat heerlijk om te lezen over en te kijken naar jullie belevenissen in Berlijn. Ik zie bekende en onbekende plekken. Ik krijg er helemaal zin in om over veertien dagen naar Berlijn af te reizen!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

      Verwijderen
    2. Dank je Sjanne! Als je wilt, kan ik je nog wat Berlintips sturen....

      Verwijderen
  2. Prachtige foto’s, Marlies! Ik ben een keer met mijn vriendin in Berlijn geweest en we wisten niet precies waar we naar toe wilden gaan. Ik heb toen even het lied van “over de muur” opgezocht en dat hebben we gevolgd. Nu zou ik dus zo weer terug willen gaan en jou verhaal volgen! Dank je wel Jos!

    BeantwoordenVerwijderen

Bedankt voor je reactie!