donderdag 9 januari 2025

                                      Voor even teruggeworpen in de tijd.


Op dit moment loopt de geweldige televisieserie Het stof daalt bij Andere Tijden. Een voorbeeldige documentaire, waarin goed invoelbaar wordt gemaakt wat dat werk heeft betekend voor mannen, vrouwen, gezinnen en de hele Mijnstreek. Ik werd erdoor geroerd en dat had ik niet verwacht. De serie voerde me terug naar de tijd dat Marlies en ik, samen met ex-mijnwerker Wim Nijsten in onze oude Simca in de weekenden van 1976 en 1977 door de Mijnstreek trokken om ex-kompels én hun vrouwen te interviewen over hun levens..

Hoe kwam dat zo? 

In  1971 studeerde ik in Utrecht dramaturgie. Ik liep stage bij het Groot Limburgs Toneel. Daar zou een Schrijverscollectief een toneelstuk over de Limburgse mijnsluitingen gaan schrijven. En ik zou hen van materiaal voorzien, want ik studeerde dramaturgie én ik was in de mijnstreek opgegroeid. Maar de schrijvers kwamen er niet uit, het script kwam nooit verder dan enkele veelbelovende aanzetten.

Een paar jaar later werkte ik die aanzetten uit tot een toneelstuk. De VARA-televisie toonde belangstelling, maar echt voortvarend ging het niet: de dramaturg van de rode omroep, vond het stuk wel veelbelovend, maar teveel bezien vanuit de arbeiders. Dus eenzijdig.

Mijn vader, die beambte was geweest op de Staatsmijn Emma, kende Hub Cobben. Een ex-mijnwerker, die acties organiseerde voor een beter mijnwerkerspensioen. Die pensioenen waren niet waardevast gemaakt en dat leidde tot veel financiële ellende in de mijnwerkerskolonieën. Misschien dat Hub de VARA onder druk zetten om het stuk toch uit te zenden, want het sloot nauw aan op wat er toen in de mijnstreek aan de hand was. 

Hub Cobben

Hub wilde best een brief naar de VARA schrijven, maar hij vroeg ons ook of wij een kort filmpje konden maken van de acties en van een demonstratie, die in Heerlen zou worden gehouden. Dan kon hij dat als een propagandafilmpje gebruiken tijdens actievergaderingen daarna. Want hij was van plan in het najaar met zoveel mogelijk mijnwerkers naar Den Haag te gaan.

En zo kwam het dat ik op 25 maart 1975 in Heerlen op de markt stond tussen zo'n 2500 vooral oudere mannen met Duitse hoedjes op en alpinopetjes. En hun vrouwen. Na de demonstratie werden we door enkele mijnwerkers uitgenodigd om in een café aan de Saroleastraat de goede opkomst te vieren. Het cafétafeltje stond die late voorjaarsmiddag nooit zonder pilskes. De foto die ik er nog van heb, is onscherp en bewogen, maar veelzeggend. 


De mijnwerkers vonden het prachtig dat buitenstaanders belangstelling hadden voor hun verhalen en wij konden niet genoeg  krijgen van hun vertelde ervaringen. Want die waren zo weinig berustend en strijdbaar. Ongelooflijke verhalen soms.

Maar ik was toch midden in de mijnstreek opgegroeid, ik had toch midden in die verhalen gewoond? Waarom had ik ze dan nooit gehoord? 

Een van de vertellers was Wim Nijsten. Hij was 56 jaar en had bijna een kwart eeuw op de Staatsmijn Maurits gewerkt. Op 42-jarige leeftijd was hij op stoflongen afgekeurd. Hij had zijn ervaringen als kompel op papier gezet. Al zes jaar liep hij rond met zijn verhaal. Hij had contact gezocht met uitgevers en journalisten om het op de een of andere manier gepubliceerd te krijgen. Zonder resultaat. De kwalificaties van zijn script varieerden van ‘literair ver onder de maat’ (uitgeverij) tot ‘te realistisch’ (Limburgs Dagblad). Of dat laatste als artistiek criterium was bedoeld of dat het te maken had met het feit dat realistische verhalen in het Limburg van die tijd niet op prijs werden gesteld, weet ik niet. Het was toen niet vanzelfsprekend om met kritische verhalen naar buiten te komen in de Mijnstreek. 

Heilig! Heilig! is de koel en houd noe verder mer de moel!


Ik bood Wim mijn hulp aan  Hij was blij en stuurde me zijn verhaal op. Dat was wat plechtig geschreven in een poging te voldoen aan zijn beeld van hoe een boek hoort te zijn. Regelmatig gebruikte hij tussenzinnetjes als: '… maar dat zal ik U, geachte lezer, maar niet allemaal uit de doeken doen.' Ik schreef hem een brief waarin ik hem vroeg juist niet bang te zijn de lezers met zijn ervaringen te 'vervelen'. Ik vond die ervaringen erg de moeite waard. En ongehoord. Ik vroeg hem of hij zijn verhaal juist wilde uitbreiden. Dat dit soort verhalen moesten worden gehoord. Dat ze in het pensioengevecht een functie zouden kunnen hebben. We spraken af dat hij zijn verhalen zou herschrijven en uitbreiden en ik zou zijn stijl zo bewerken dat we het boek uitgegeven zouden krijgen. En dat lukte. In 1977 verscheen Ik zwarte blanke slaaf bij uitgeverij Corrie Zeelen.


Intussen sloeg ons propagandafilmpje, dat Hub tijdens zijn wervingsbijeenkomsten liet zien, aan. Zuid Limburg stond op zijn kop. Bijna 4.000 mijnwerkers en hun vrouwen demonstreerden in Den Haag op 18 september 1975. Waar  PvdA-premier Den Uyl hen weigerde te ontvangen. Tot mijn verbijstering. Den Uyl, die de schuld van de mijnsluitingen in zijn schoenen geschoven had gekregen, een sociaaldemocratische premier nota bene! Vlak voor de dag dat de demonstratie zou plaatsvinden, liet hij in een paar regels weten dat hij 'het niet op zijn weg acht liggen' de ex-kompels te ontvangen. 


Waarom deed Den Uyl dat in godsnaam? Was dat omdat de demonstratie buiten de katholieke en socialistische vakbond om georganiseerd was? Want die wilden niet meedoen.  

Enfin. De demonstranten konden hun ogen niet geloven...


Kort daarna overleed Hub Cobben, precies op de avond dat we in Utrecht een solidariteitsavond hadden belegd. Zijn acties hadden het nodige financieel resultaat opgeleverd. En ze hadden ook iets anders in de mijnstreek losgemaakt: dat alles eens een keer gezegd kon worden. Dat de stem van de mijnwerker ‘die het maar naar boven moest zien te brengen’ kon klinken. 

Intussen had Wim Nijsten veel reacties gekregen op zijn boek. Veel positieve, maar er hadden in Limburgse kranten ook opmerkingen gestaan dat het hier de ervaringen van slechts één mijnwerker betrof, dat er sprake was van een subjectief, dus een beperkt beeld. Dit prikkelde Wim en mij tot een vervolg: een boek dat zou bestaan uit de interviews met tientallen mijnwerkers en hun vrouwen, dat het schijnbaar unieke van zijn verhaal zou overstijgen. Toen hij dat via de krant bekend maakte, belden tientallen kompels hem op om zich aan te bieden voor een interview.

In de winter van ’77 – ’78 interviewden we tientallen ex-mijnwerkers en hun vrouwen. We, dat waren Wim Nijsten, Marlies Hautvast en ik. Marlies gaf lessen maatschappelijke vorming aan 'werkende jongeren'  in Amsterdam Noord. Zij had vanuit haar karakter en ervaring een heel vanzelfsprekende manier van omgaan en contact maken met de mijnwerkers. Veel meer dan ik, die toen dramaturg was op een Utrechtse theateropleiding. 


Die interviews  verliepen volgens een vast stramien. We kwamen binnen en namen plaats rond de tafel waarop de koffietassen al stonden te wachten. Uit de radio kwamen Duitse teksten en zachte blaasmuziek. De man nodigde ons aan tafel, er werden grappen gemaakt over onkruid dat niet kapot te krijgen is, de vrouw kwam met koffie en vla en schoof later ook aan, eerst nog wat op afstand, maar dat duurde niet lang. De microfoon kwam op het Perzisch kleedje van de eettafel te staan, de plaatsen werden ingenomen. Marlies ging altijd zitten in de buurt van de vrouw. Je voelde vanaf de eerste seconde dat er iets belangrijks stond te gebeuren: dit werd niet zomaar een interview. Hier was naar uit gezien, nu zou iets worden geopenbaard dat te lang was weggedrukt. 

Wim, met zijn eigen boek in de hand, introduceerde ons een beetje plechtig: 'En dit zijn dan de heer Jos Bours en zijn vrouw Marlies Hautvast die daar een boek van gaan maken'. En dan stelde hij altijd dezelfde eerste vraag: 'Ja Pie, ja Jo, ja Sjir, ja Rudy, hoe ben jij eigenlijk op de mijn terechtgekomen? Wie heeft dat besloten?' Dat was goud. Het teruggaan naar die vroege jeugd gaf de geïnterviewde de gelegenheid om zijn levensverhaal mooi concreet op te bouwen en te vertellen over wat het betekende te leven in een omgeving die op veel gebieden geen keuzemogelijkheden bood. 


Marlies en ik waren relatieve buitenstaanders. En daarvan maakten we gebruik: wij stelden vragen die bij Wim als ex-mijnwerker niet zouden opkomen, omdat hij het antwoord zelf te goed wist. Intussen ontstonden er tussen Marlies en de mijnwerkersvrouw fluisterend gevoerde gesprekjes waarin Mie, Jeanne of Els de verhalen van haar man aanvulde of er juist haar commentaar op gaf. Wat Marlies dan daarna expliciet maakte in het totale gesprek. En wij spraken dialect. Dat overbrugde al meteen de afstand. 

De verhalen zelf waren, zelfs voor mij, de zoon van een mijnbeambte, ongehoord. We voelden de kracht van deze authentieke ervaringen, de kracht van de taal met haar eigen houding van onderop en de emotionele kracht daaronder. De mijnwerkers vertelden gedetailleerd en in geheel eigen stijl over wat leven en werken in een semi-dictatuur voor ze had betekend, hoe ze konden overleven dankzij kameraadschap en een specifiek vakmanschap en hoe leeg het leven nu was zonder dat vakmatig verkregen zelfrespect. 


Kompel: Normaal heb ik altijd gewoon geleefd, hard gewerkt, me ene flinke gedronken en dat ging allemaal. En ik prakkezeerde nergens over. Maar als ik nu hier alleen zit en ik kom uit bed en de hond loopt me verkeerd voor de voeten, dan is het al gebeurd, hè. Ga ik naar de duivenslag en vliegt me daar een duif langs het oor op, dan is het al gebeurd. Dat je ze wil pakken en ze vliegt je weg, dat ik ze greep en haar de kop aftrok en zo op de binnenplaats neerkwakte. Dat ik me zo zou kunnen uitkuren op de pannen van het dak. En dan ga ik naar binnen en dan begin ik tegen háár. En dan denk ik: wat ben je toch een zak van een vent! Wat kan zij daar nou aan doen dat wij als oude vodden in een hoek zijn getrapt?

Zijn vrouw:  Hij is een stuk lastiger geworden in huis. Hij is een stuk kritischer geworden. Wat hij vroeger kon verdragen, kan ie nu niet meer verdragen. En hij prakkezeert veel meer. Omdat hij op jonge leeftijd is afgeschreven voor de economie. Nu ben ik ook belast geworden omdat hij zo lastig en tegenstribbelig is.

Kompel: Over ons denkt niemand meer. Er komt hier niemand aan de deur om eens te vragen naar het een of ander, om te vragen: kom je er wel met de centen? Of om je iets te zeggen- nee, zoek het maar uit! Hoe ouder je wordt, hoe meer dat op je gaat drukken. We hebben gewoon te weinig. Ik heb de helft van de duiven ook moeten opruimen, want dat ging me te veel kosten. Dus ik zit hier maar de godganse dag in de kamer. Want als ik naar buiten ga, kom ik die anderen tegen en die beginnen ook tegen je over hun leed en dat ze ook te weinig hebben, dat moet ik niet! Ik zeg maar zo: hij heeft zijn leed en ik heb het mijne… Daarom blijf ik ook maar in huis.

Ik tikte al dat fascinerende materiaal uit en vertaalde het zo letterlijk mogelijk in Nederlands waar het  Limburgs doorheen schimmerde. Als dialectspreker voelde ik wat de eigen kracht van de taal was. Dat de betekenis verandert als ik er ABN van zou maken, dat daarmee een commentariërende laag verloren zou gaan. Ik wilde de interviews niet apart, één voor één  weergeven, want dat zou geen recht doen aan wat ik het meest opvallend vond aan de vertellers en hun verhaal. Want hier waren geen toevallige individuen aan het woord. Elke individuele ervaring was bijzonder, maar alle individuele ervaringen bij elkaar overstegen het toevallige, het bijzondere en het casuele. Hier was geen sprake meer van toeval of uitzondering. Hier werd een complex, gelaagd beeld van de werkelijkheid van binnenuit zichtbaar gemaakt door de individuele ervaringen van individuele mensen. Hier werd een cultuur van onderop verteld. Dat wilde ik ook in het boek zichtbaar maken. En dat kon alleen maar door in dit journalistiek verzamelde materiaal artistiek in te grijpen.


Ik monteerde het materiaal themagewijs en bouwde de hoofdstukken op tot ‘een boek dat zich laat lezen als een roman én als een inleiding in de economie, zoals de achterflap beloofde. Het boek kwam uit vlak voor de kerstdagen in 1978 bij uitgeverij LINK in Nijmegen. Mijnwerkers, verhalen om te onthouden, opgedragen aan Hub Cobben, kreeg flinke (landelijke) publiciteit en werd in twee drukken goed verkocht. Het bleek het ideale kerstcadeau van mijnwerkerskinderen voor hun vaders. En het werd hét gesprek aan tafel. Een Limburgse vrouwelijke collega vertelde me later:

“Mijn schoonvader heeft ook in de mijn gewerkt, maar sinds hij zijn zoons mee de mijn in had genomen ondergronds, werd daarover niet meer thuis gesproken. Want de oudste zoon wilde eigenlijk niet: “Wil je mij ook in dat gat krijgen?” Toen ik mijn schoonvader het boek had cadeau gedaan, begon hij er meteen ontroerd in te bladeren en voor het eerst sinds lange tijd weer hardop dingen terug te halen. Toen de familie op nieuwjaarsdag bij elkaar kwam, lag het boek op tafel. De diverse ooms begonnen verhalen over de mijn te vertellen, terwijl ze elkaar stukjes uit het boek voorlazen als bewijs voor hun waarheid. Zelfs het zwarte schaap van de familie, een (politiek) rooie, kreeg voor het eerst aandacht van de familie met zijn verhalen. Het kader van het gesprek was zeer ongebruikelijk, haast revolutionair. Mijn moeder waarschuwde de hele tijd: “Zo mogen we daar toch niet over praten!” Maar de familie was inmiddels niet meer te houden. Katholiek leider Poels (“die zwartrokken hebben ons altijd gekloot”) en de mijndirectie kregen ervan langs en toen begonnen  de vrouwen elkaar nooit gehoorde verhalen te vertellen. Tot drie uur in de nacht bleef iedereen zitten.”

Maar het kon ook korter. Een andere vriend vertelde dat zijn vader, niet rechtstreeks tegen hem, maar tegen zijn moeder met slechts drie woorden had gereageerd toen hij het boek uit had: 'Zoeë waor 't'. Groter compliment bestaat niet.


Ik herinner me ook nog heel goed de verbaasde gezichten toen we hun een exemplaar van het boek kwamen brengen. Geen van hen had verwacht ooit nog iets van ons project te horen. En nu zagen ze zich opeens als verteller in een volwaardig boek terug. Ze waren apetrots. En wij ook.

Het boek 'Mijnwerkers, verhalen om te onthouden' is soms nog antiquarisch te verkrijgen via het internet.

 

zondag 29 december 2024



De heerlijke taalverhaspelingen van 2024



Foto van 'Taalpuristje'.




POLITIEK 2024

1.

Vroeger had je hier tenminste mensen met blonde ogen.

Maar nu delven Nederlanders het achterspit, zegt Wilders.

Hoe gek zijn we dan doorgeslagen?

In dit land moeten we aan een keurslijf lopen.

Je ziet dan dat mensen tegen een dichte muur aanlopen.

Want er wordt de Nederlander een loer voor ogen gedraaid.

Met kosten die wij maar voor de kiezen moeten nemen.

Asiel is het meest springende onderwerp.

Ze mogen vinden wat ze ervan willen, zegt Faber.

Maar die asielzoekersoverlast gun ik geen enkele gemeente toe.

Het staat allemaal zwart-wit op papier.

Je ogen vallen uit je schellen.

Het is zaak dat we ons beleid daarop infocussen.

Gelukkig hebben een aantal Europese partijen hun kont in de krib gegooid.

En de knuppel in het hondenhok.

 

POLITIEK 2024

2.

Wat betekent dat allemaal in zijn algemeniteit?

Een nieuw kabinet misschien? Ik heb er goede hoop in.

De plannen zitten al in de pijpleiding.

Er moeten alleen nog diverse beren uit de weg geruimd worden.

Want het is een heel complex project met heel veel haakjes en ogen.

Enne... er hangt een heel groot stigma over de PVV.

Maar wat verschilt ons als VVD nou van die PVV? vraagt Yesilgöz zich af.

Ja, het voortouw ligt nu bij de heer Wilders.

Maar de heer Omtzigt is de enige die het voortouw kan opnemen.

De heer Omtzigt verklaart dat hij de uitgestoken arm niet wil aannemen.

Dus gaat de heer Wilders hem het hart op de riem steken.

En dat moet mevrouw Halsema maar eens goed ter ore nemen.

Die krijgt sowieso een hoop bakken van links en rechts over zich heen.

Ik zou niet graag in haar schoenen willen zitten.

 

POLITIEK 2024

3.

Intussen zijn de laatste loodjes van de kabinetsformatie aangebroken.

Ook mevrouw van der Plas heb er hart en ziel in gestoken.

Van haar gaat mijn hart sneller stromen.

Want er wordt echt wel laagdrempelig over boeren gepraat.

O, die heeft ook heel wat controverse over zich heen gehad.

Ze heb steen en been moeten vechten.

Maar ze blijft maar onverstoord doorgaan.

Probeer dat maar eens na!

En dat wekt emoties los,

Want toen mevrouw van der Plas hoorde dat de ‘V’ van visserij weer terugkwam in de naam van het ministerie, was dat voor haar een breekpunt: toen kwamen de tranen.

Gelukkig wierp staatssecretaris Achahbar de handdoek.

Maar nu doemen er voor het kabinet nieuwe problemen aan.

Er worden voortdurend precedenten geschept.

Want de NSC hort en stoot vooruit.

En de coronacijfers stijgen ook weer verder omhoog.

Dan moet je niet van de regen in de drup vervallen.

Jaja, je moet een schildpaddenhuid hebben als politicus.


POLITIEK 2024

4.

Arbeidsmigranten zijn wél een oplossing tegen de vergrijzing.

En ook katholieken staan voor een moeilijke tijd voor de boeg.

Dat is ingewikkeld. Voor de simpele mensen thuis zal ik het uitleggen.

Immers, je moet op zoek naar de oorzaak erachter.

Ook al ben je genegen om te denken: wat maken die paar stemmen nou uit? Zegt Eva.

Dus ik zou zeggen: Schoof, pak nou eens je katheter beet!

Maar die pakt die handreiking van de oppositie aan.

Helaas wierp het parlement zijn voorstel van de hand.

Na afloop liepen de gemoederen hoog op.

Maar Schoof blijft zeggen dat dit kabinet bezig is een team te zijn.

Dus de bronnen spreken elkaar 180 graden tegen.

Toch is het zaak dat de mensen zich niet afgehaakt voelen.

De belastingdienst geeft het advies: 'Vergeet vooral dit hokje niet aan te vinken'. 

Op de website vindt u een uitgebreide lijst met zaken en hoeveel losse eindjes daar nog aan vastzitten.

De politie had in de haarvezels van Nieuw West moeten zitten.

Laat dat even op ons inzinken, zei Van Baarle.

Koolmees zegt: we gaan ons nu mikken op de treinen. 

Gelukkig is de punctualiteit van de treinen best groot, op een springend punt na.

Dus verloopt voor Wiebes de dag op rolletjes.

Maar die heeft een politiek heel marginaal bestaan geleden.

Yesilgöz heeft het echt niet onder de knie bij de VVD.

Maar dat verhaal van Ramsey Nasr, dát maakt pas impact!

En dat wordt op hele hoge prijs gesteld.

Maar hoe is het er daar in Nablus aan toe?

Dat is dan weer allemaal net een brug te veraf.

 

5. Verhuizen naar het buitenland dan maar?

Je hoopt dat veel Republikeinen zich ooit achter hun hoofd krabben.

Maar dan zie je dat Trump uiteindelijk weer met de eer kan opstrijken.

Die is sowieso niet vies van rechtszaken tegen journalisten: hij spande er menigeen aan.

Die rijke stinkerds maken gewoon beslissingen voor jou uit.

Dat is een waarheid als een kalf.

Ach. In Amerika word je hiermee opgegroeid.

Ik hoop aan alles dat dit stopt.

 

Wie de politiek zat is, heeft genoeg ontsnappingsmogelijkheden.


6.

Escape 1 : VOETBAL

Het Nederlands elftal, daar klopt echt geen kant van. Youri Mulder zegt het zelf.

En van Basten zegt: het Nederlands elftal speelt alleen áán, maar het moet ook tégen spelen.

Marco vindt ook dat we nu niet te optimistisch moeten zijn, maar de kerk in het midden moeten laten.

Hoewel… Virgil van Dijk heeft geprobeerd pijn te doen op de counter.

Maar pas op. Die jongen is rustig, die is niet zomaar van zijn kaart te krijgen.

Die is ook niet bang dat ie de bal in zijn gezicht krijgt. Die gaat met lief en leed in de muur staan. 

Oké. Die beslissing staat, zoals die wordt genomen zonder de VAR.

Het lijkt me ook moeilijk je hand te haven als vrouw in de voetbalwereld.

Want het hart van de man gaat door de maag.

Maar Overmars wil graag die bladzijde áchter zich laten. 

Terwijl je zou verwachten dat de back eroverheen gaat.

Maar dan vraag je je toch af: waarom laat ie zich niet uitzakken richting de tweede paal?

Dan zie je dat de rekening die je uiteindelijk moet betalen, heel erg duur is.

En zeker voor een man die zo hoog in de gelederen van Go Ahead Eagles staat.

Ja. Dan staan de mensen wel verrast te kijken als je dat vertelt.


7.

Escape 2: VOETBAL

Ik vraag me af: waarom gaat niemand van AJAX dat de trainer aan zijn verstand wijsmaken?

Ik zou zeggen: waag gewoon die poging!

Wie weet word je tegen je eigen verrassing in gekozen.

Dat is toch een mooie bijeenkomstigheid.

Je zal maar aan de andere kant van de medaille zitten, dan zit je daarna niet lekker in de bus.

Ook van ‘t Schip weet hoe de hazenpaden lopen.

Want  AJAX en PSV, die leggen het niveau behoorlijk hoog neer.

En Utrecht en Twente zijn echt niet beter dan elkaar.

Die lijken zelfs identiek op elkaar.

Maar tegen Lazio kwamen ze net een maatje te kort.

Ja, al die criticasters kunnen het niet over de mond krijgen om FC Utrecht serieus te nemen. 

Ze moeten een voorbeeld nemen aan Hakimi: de dreiging druipt van hem af.

Die jongen kan makkelijk opendraaien en hij kan mensen wegsteken. 

En Schouten, dat is een uitstekende Néderlandse jongen! Ja, je hoeft niet altijd ver van huis te kijken.

Nou, dan gaan we maar vooruit mikken op de bekerwedstrijden van volgende week.

Neem een voorbeeld aan Harry Lavreysen, die dendert door de geschiedenisboeken heen.

Zijn tempo gaat verder de lucht in.

Maar opgepast! Er zit een spaak in het wiel, dat voelt niet goed.

Dat probleem hebben sportjournalisten prima bloot gemaakt.

 

8.

Escape 3: verre reizen maken 

Ja. We hebben een paar flinke reizen achter de benen.

Eerst hebben we met kiespijn ons ouwe huisje leeggeruimd.

Toen naar Armenië. Die reis heeft een diepe indruk op ons gelaten.

Kaapverdië is ook bijzonder. Veel Kaapverdianen zijn goede zeeliederen.

En Turkije heeft ook weer een nieuwe bladzijde overgeslagen.

Maar dat is niet opgepakt door Atatürks opvolgelingen.

In Groningen reikt de horizon tot in de hemel

En tegen de ziekenhuiszorg in Aken kunnen ze hier niet typen.

Er gaan daar heel veel mensen naartoe om zich te laten oriënteren.

Maar veel patiënten pissen daar toch langs het paaltje.

Het water loopt zo langzamerhand naar de lippen toe.

Maar ik ben gelukkig blakend en gezond.

Zo zit ik dan wel altijd in mekaar.


9.

Escape 4: een dagje Utrecht,

In Utrecht ziet de Domtoren er weer mooi bij!

En de geur van koffie van de Douwe Egberts fabriek, ach, dat klinkt op het oog ook niet zo vies.

Hennie de Jong zet de voorzitter van het Utrechtse IKV onder vuur.

En RTV Utrecht stuurt mij voortdurend push up-berichten.

Als ze hier in Overvecht meer dingen samen met elkaar zouden doen, dat had me heel leuk gevonden.

Maar dat gaat ze teveel haken en ogen kosten.

Nou, hier in Zuilen gaan ze de saamhorigheid wél bij elkaar brengen.

Terwijl dat ideaal helemaal naar de achtergrond is verdwenen.

In Leidsche Rijn gaan ze de bibliotheek helemaal in een nieuwe jas stoppen.

Daar was het ook dat de ijsclub en de bibliotheek zijn handen in elkaar sloeg.

Het is ook zo vers op ons dak allemaal.

 

10.

Escape 5: muziek en kunst, ook mooi.

Dat stuk van Ravel ligt me heel dierbaar.

Enigmavariaties, dat is met rechts een raadselachtig stuk van Elgar.

'Pierre Audi kent de Wagneropera binnenstebuiten', stond in de Volkskrant.

Zo probeert hij een hand uit te reiken naar de luisteraars.

En die worden mee gegrepen.

Ze voelen de tranen over hun ogen biggelen.

'Ja Leo, we zitten weer met het hele Top2000-café om jou heen gekluisterd!'

En Guus Meeuwis heeft ook een heel duidelijk gevoel in zijn hoofd.

Die zingt liedjes die millennials aanspringen.

 

11.

Escape 6: meer passie met de passion?

Ik ben als Herodes bepalend wat er met het lot van Jezus gaat gebeuren.

Zoiets is de bron van de oorzaak van veel conflicten.

Dat bevestigt dan weer precies de voordelen tegen homo's.

En dat verzin ik echt niet uit mijn duim.

Dat is een opmerking die kant noch wal slaat.

O. Die ironie gaat jou voorbij.

Ja sorry ik ga even van mijn hak op de tak.

Die explosies de laatste tijd ook, ik ben helemaal de war kwijt.

Een enorme knal, mijn hartslag sloeg gewoon omhoog.

In Rusland is er ook weer een aanslag geweest. Er is een aantal verdachte virussen opgepakt.

Gelukkig kun je tot rust komen door een weekendhuisje te huren in Arcen, een bezoek aan het terminale bad is inbegrepen. 

Nou, dan slaan we die stap maar even achterover.

 12. 

En verder....

Ik hoor zojuist dat de windsurfer in connectie staat met de golf.

Omroep Zeeland heeft dan ook telefoontjes gekregen van verontrustende ouders.

De Raad van State vindt evenwel dat die plannen prima door de beugel passen. 

Wij werken hier dag en nacht bezig met een zoutwaterbatterij.

Ze moeten meer efforts steken om de waterkwaliteit zo te houden.

En dat doen veel van mijn medecollega’s ook. 

Ik moet nog beginnen. Ik sta nu beneden bij de ladder.

Die hebben we gratis cadeau gekregen.

Zo hebben wij ons uit de goot geklauterd.

Maxima? Ja. Ik hou van mensen met een uitsprekende kledingstijl.

Wellicht zullen we de majesteit in levende lijven ontmoeten.

Dan worden we opgestoten in de volk der vaderen.

Ik ben zelf ook bezig om een meisjesgroep te formuleren.

Maar veel vrouwen voelen zich door Bayer in de kou gelaten.

Het wordt de hoogste tijd dat dat bedrijf zijn handen in eigen boezem gaat wassen.

Maria, je kunt haar ook zien als jonge moeder, die net haar eerste kind heeft gekregen. En dat ging gebaard met heel veel pijn.


 En bijna tot slot...

Wacht even. Zal ik u voorbij gaan laten passeren, mijnheer?

Stilstil! Ik weet het wel! Het antwoord ligt op het puntje van mijn stoel.

Dieren zijn toch o zo leuke beestjes!

En de tjiftjaf is een op het oog zijnde onopvallende vogel.


En helemaal tot slot:

Om de rust van de mensen niet te verstoren, loop je rechts de trappen op naar boven, links de andere kant op. Het openbaar vervoer stopt exact op de lijnen bij de perrons en haltes. Alles is duidelijk. 

Deze laatste zin deed me denken aan deze verwarrende verboden en (erotische?) aansporingen op dit verkeersbord langs de Utrechtse Kanaalweg.



Dé taalverhaspeling van 2024 vind ik deze aandoenlijke quote:

Mijn opa heb op de markt gestaan, mijn vader heb op de markt gestaan, dus ik doe dit met hart en nieren.

Maar wellicht hebben jullie een andere favoriet?

Met dank aan René Schwab, Jan Egelmeers, Arjen Brouwer, Anita Suylen, Chris Giebels, Vivianne Spiertz, Jos Schoenmakers, Tom Hart, Toon van der Rijt, Dick en Jo Cremers die me af en toe hun bevindingen op dit terrein toestuurden. 


maandag 21 oktober 2024

 


Een magisch schrijfmoment.

Tien jaar geleden verscheen mijn eerste roman ‘De jongens van het Glaspaleis', een wonderlijk verhaal over de bizarre jeugd van drie jongens met totaal verschillende karakters. En toch hangen ze aan elkaar ‘als natte löss’. Jote, Nate en Miele. Ach, misschien waren het wel drie uitsplitsingen van mezelf: Jote, de intellectueel, Nate, de creatieveling en Miele…. ja, Miele, wie ben jíj eigenlijk?  De aandoenlijkste, meest compromisloze, de kwetsbaarste, de asociaalste ook. Of degene die ik misschien had willen zijn?

   

Ze groeien na de oorlog op in een Zuid Limburgs dorpje. Hun vader, verkoper in het Glaspaleis van Schunck, overlijdt plotseling en dan oordeelt de familie dat mamma niet geschikt is om die drie batteraven op te voeden. Ooms en tantes zetten zich rond de tafel en binnen het uur zijn de jongens verdeeld over de familie.

Zo groeien de broertjes op, vervroegd verweesd en los van elkaar. Maar later, na de dood van hun moeder, gaan ze weer in het ouderlijk huis wonen. Nee, natte klei laat niet zomaar los. Ze noemen hun huis Eden en de tuin paradijs.

Ze slapen in één bed. Miele ligt in het midden, maar dat is niet altijd zo geweest. Hij blijft altijd tot heel laat televisie kijken en kruipt dan tussen hen. Als ze vragen hoe het was geweest, zegt hij: “Rustig maar, er is niets veranderd.” Jote is te bang om te dromen. Nate kan moeilijk in slaap komen van de tsunami’s in zijn hoofd. Miele droomt niets en in zijn hoofd lijkt het nooit te stormen. Jote en Nate staan ’s morgens als eersten op, Jote stapte aan de linkerkant uit bed, Nate aan de rechterkant. Miele slaapt verder. Zo was Eden in die dagen. Een hol waar drie verweesde welpen tegen elkaar kropen om kou te weren.

Maar juist daar moeten ze zichzelf opnieuw gaan uitvinden. En dat doen ze op geheel eigen wijze en wel buiten het ouderlijk huis.

Ik zal niet licht vergeten hoe ik deze mengeling van fantasie en waarheid heb geschreven. De ingrediënten lagen al een tijdje te wachten: van Marlies kende ik het verhaal over drie mannen Jote, Nate en Miele (hun échte namen), die hun hele leven in het ouderlijk huis waren blijven wonen. En van vriendin Mathilde hoorde ik wat haar moeder was overkomen toen ze samen met broers en zussen door de familie waren verdeeld. Want die vond dat hun moeder geen kinderen kon opvoeden.

Het creatieve vuur ontvlamde op de dag dat er bij ons thuis een dode merel voor de schuur lag. De tweede in een week. Terwijl ik het beestje begroef, stelde ik me voor hoe de drie broers ieder verschillend met dit lijkje zouden omgaan. Ik ging naar binnen en begon te schrijven en dat schrijven hield niet op. Wekenlang, haast in één adem kwam het ene hoofdstuk na het andere, een roes, niet gehinderd door reflexie, structuurdwang of vertelschema’s. Het was puur intuïtieve inspiratie. En toen ik een maand later stopte en nalas wat ik allemaal bij elkaar had gefabriceerd, begon ik pas na te denken over waar dat verhaal heen moest. Maar toen was driekwart al geschreven.

Als een boek van mij uitkomt, lees ik het nooit opnieuw. Dat doe ik pas jaren later. Dan kan ik met de ogen van de buitenstaander lezen. Zo ook de jongens. Nu, tien jaar later, ben ik er weer in begonnen. En er valt me iets op. Iets magisch. Als lezer denk je wellicht dat een schrijver alle verbanden en verwijzingen in zijn verhaal bewust aanbrengt. Maar dat is helemaal niet zo. Merk ik nu tien jaar later weer eens. 

Een voorbeeld.

In het verhaal is Jote, de oudste, de intellectuele, terechtgekomen in een verder kinderloos gezin van een ingenieur van de Staatsmijnen, die zijn aangenomen zoon wil klaarstomen voor een wetenschappelijke carrière. Zijn voorwaardelijke liefde botst met de behoeften van het jungske, dat bij zo’n ‘vader’ zijn gevoelsleven niet ten volle kan ontwikkelen. Tijdens een wandeling op een hemelsblauwe voorjaarsochtend met ‘oom Vic’ ziet hij een paard alleen in de wei staan.


"Kunnen paarden huilen?"

Op het moment dat Jote de vraag stelt, weet hij het antwoord. 

Nee’, zegt oom Vic. Jote ziet het vonkje ergernis in zijn ogen. 

Domme vraag. In het vervolg beter nadenken. Toch geen zes meer.

Wat is de neus van een paard zacht. Wat zijn de droeve ogen mooi. Wat laat het zich graag strelen, hier in dit hoekje van de wei die is afgezet met prikkeldraad. Jote klakte met zijn tong en kijk: het kwam meteen aanlopen, steeds sneller, op het laatst in draf. 

‘Eigenlijk hoort het niet om een paard uit de kudde te halen en alléén in de wei of op stal te zetten’, zegt oom Vic. ‘Een paard is een kuddedier. Ze kunnen niet zonder elkaar. Zo’n dier is ontheemd, het gaat rare dingen doen. Bijten, knagen, trappen.' 

“Ja. Dat kan ik aan de ogen zien.”

‘Aan de ogen zien?’

“Hij kijkt zo zielig.”

‘Zielig?’

“Omdat hij alleen is.”

‘Mm. Dit is heel interessant. Jij zegt dat dit paard zielig kijkt. Maar waarom zeg je dat? Omdat je dat wílt zien. Mensen zien graag wat ze wíllen zien. Dat is alleen maar emotie, alleen maar gevoel. Op dat verschijnsel moet je heel attent zijn, jongen. Je moet altijd proberen nuchter en objectief naar de feiten te kijken. Afstand houden, kijken, vergelijken en herhalen, zegt de wetenschap. Als ik tien foto’s maak van de ogen van tien paarden, denk jij dan dat jij kunt zien welk paard verdriet heeft omdat het alléén is en welk paard in een kudde leeft?’

“Ik wél.”

Ik weet zeker dat ik de parallel tussen het ontheemde, van de kudde losgehaalde paard, waarmee het jongetje zich zo identificeert, en de drie ontheemde jongens die uit elkaar zijn gehaald, niet bewust in het verhaal heb geschreven. En het is zo mooi! Mijn hersens dicteerden mij verbanden, los van mijn bewuste wil. Waarschijnlijk door mijn intensieve, wekenlange concentratie op de binnenwereld van de jongens en hun situatie, neemt iets in mij het over en lijkt het alsof niet ik, maar ‘iets anders’ in mij dicteert wat er op papier moet komen te staan. ‘De jongens hebben het van me overgenomen, de personages gaan hun eigen gang. En ik ben hun klerk geworden.' Die nu, tien jaar later, dit fragment terugleest en concludeert: dat had ‘ik zelf’, met mijn bewuste ik, niet beter kunnen doen. Maar ja, wie of wat is: ‘ik zelf’? 

Wat gebeurt er op zo’n moment toch allemaal in dat koppie? Het is niet aan mij om licht te werpen op die razend-complexe hersenstructuur met die talloze elektrische verbanden die maar informatie blijven doorgeven en verknopen Maar het resultaat van al die uitwisselingen is soms magisch. Dat magische in een schrijfproces, dat is een van de dingen, die ik zal missen als ik dood ben. Tenzij me daarna ook nog de nodige magische verrassingen staan te wachten. Wie weet? Ik houd u op de hoogte!

(De roman is intussen uitverkocht. Via mij zijn nog een tiental exemplaren beschikbaar).