"Sprachfaul".
Vorige
week ontmoette ik op een begrafenisbijeenkomst in Limburg een oudere mevrouw. Een
jaar of vijftig geleden was ze geëmigreerd naar Frankrijk, naar een dorpje in
de buurt van de Luxemburgse grens. We raakten aan de praat over de
gigantische taalcapaciteit van onze
hersens. Ze vertelde namelijk –in het Limburgs- dat ze Nederlands, Duits. Limburgs,
Frans en Luxemburgs vloeiend had leren spreken en iedereen in zijn/haar taal
kon bedienen.
Ik ben ook
een jaar of vijftig geleden uit Limburg vertrokken en ik sprak naar mijn idee met
haar even vloeiend Limburgs als zij met mij. Maar toch… Je taalontwikkeling
gaat stilstaan als je uit de taalomgeving van je jeugd vertrekt. Turkse
vrienden van me zeggen dat de Turken in Turkije het kunnen horen, de emigranten
worden daar Alleman (Duitser)
genoemd. En de uitgever van mijn roman De
jongens van het Glaspaleis zegt dat hij aan mijn Limburgs kan horen dat ik
al een hele tijd niet meer in die provincie woon.
Over
romans gesproken: de mevrouw vertelde dat ze nauwelijks meer Nederlandse romans
leest, maar bijna uitsluitend Duitse en Franse. En daarbij zei ze iets
opmerkelijks: “Ik vind de Nederlandse romantaal zo verkinderlijkt.”
Ik spitste
mijn oren, want die kwalificatie had ik nog nooit gehoord. Ze kon niet 1-2-3 uitleggen
wat ze daar nu precies mee bedoelde. Ik vroeg haar of het misschien net zoiets is
als hoe sommige Duitse intellectuelen het Engelse taalgebruik nogal denigrerend
bestempelen als Kindersprache. “Ja, precies
dat”, zei ze. “Engelse romans lees ik ook niet.” We hadden niet de gelegenheid
om er verder uitputtend over te spreken, maar haar opmerking liet me niet los.
Net als
die Duitse kwalificatie Kindersprache.
Die ik op momenten best kan navoelen. Hoe in het Engels sommige zinssneden mij
ronduit lelijk in de oren klinken, maar blijkbaar ook iets stoers of swingends hebben en dus in toenemende
mate ook in het alledaagse leven hier in Nederland worden gecopypaste. Om maar eens een foeilelijk woord te noemen. Zo worden
vrienden op facebook het liefst
aangemoedigd of gecomplimenteerd met Engelstalige uitdrukkingen. Sprokkel maar
even willekeurig met me mee:
Go girl!
So cute!
Girltime!
Ladiesnight!
Cool!
Nice!
OMG!! (oh
my God!)
LOL (Laughing Out Loud)
Tickets in
the pocket!
Somebody's gotta do it!
Barcelona, here we come!!
On our way!
Done! (als je een petitie hebt getekend)
What’s new?
Klinkt goed. Klinkt vlot. Losjes en daardoor nooit saai. Saai,
dat wil immers niemand zijn. Maar waarom schakelen deze taalgebruikers juist op
dit soort momenten over op deze Kindersprache?
Als er ergens een bocht kan worden afgesneden, zal de mens
dat niet nalaten. Zo is het ook met de ontwikkeling van de taal gegaan. Die is
en wordt nog altijd steeds verder vereenvoudigd. Ja, zelfs in Duitsland.
Op een
Duitse internetsite las ik: “Ooit is tegen een kind gezegd: “Das
ist die Grossmama", het kind
maakte daarvan omama en uiteindelijk oma. Toen de vader dat hoorde, - sprachfaul, wie die Männer nun 'mal sind
– nam hij gretig die korte versie over en voilà: oma was geboren."
De vader krijgt hier op nogal merkwaardige wijze de schuld
maar uiteindelijk is het natuurlijk het kind dat een complexe taalconstructie
met zo’n vereenvoudiging bemeistert. Iets
terugbrengen tot één woord of een paar woorden, liefst zonder werkwoord, alleen
met zelfstandige naamwoorden een taalkundige kern weten te treffen die
blijkbaar de juiste emotie raakt.
De Duitse weerzin tegen zo’n luie vereenvoudiging is merkbaar
in de subjectieve toevoeging sprachfaul.
Wee de volwassene die de kindertaal taallui
zomaar overneemt. Volwassenen horen zo niet te spreken, die hebben verder
ontwikkelde hersens dan kinderen, gebruik die dan ook en vorm
nuancerende zinsconstructies in plaats van een kind na te doen, verdammt noch mal! Waar de Engelse
taalgebruikers blijkbaar minder moeite mee hebben. Ik vermoed trouwens dat ik
beter Amerikaanse kan zeggen want
televisiesoaps lijken me de bron van dit kwaad. Als je die korte zinnetjes vergelijkt
met de Duitse taal die juist een oneindige zeer verfijnde taalnuancering kent, dan
steken ze daar inderdaad nogal pover tegen af. Maar geldt dat dan
ook voor Engelse en Amerikaanse romans- of dichter bij huis: Nederlandse romans?
Zou het ook niet kunnen zijn dat de Limburgse mevrouw uit
Frankrijk doelde op het feit dat die Duitse en Franse romans nog het klassiek
literaire, poëtische, ja zelfs het intellectueel-verhevene in zich dragen dat
in Nederlandse romans na de zestiger jaren een zeldzaamheid is geworden? Een mooi
voorbeeld hiervan las ik in de Volkskrant van 8 juni. Daarin schrijft biograaf Onno
Blom dat Jan Wolkers zijn debuut Kort
Amerikaans (uit 1962) herschreef in 1979. In zijn dagboek noteerde hij: “Alle
literaire rimram en poëtische onzin moet eruit.” Geen flauwekul dus. Geen moeilijke
omschrijvingen, concreet, direct begrijpbaar en recht voor de raap. Geen
verschil meer tussen hoog en laag, tussen literaire taal en de taal van de
straat.
Wellicht heeft de betreffende mevrouw juist dáár wel moeite
mee in Nederlandse romans. Met die “gewone” taal die vaak als plat wordt
gekwalificeerd. Later hoorde ik dat ze nogal fanatiek conservatief-religieus
is. “Is er dan niets meer heilig?” Bestaat daar een samenhang? Ik kan er alleen
maar over speculeren.
Toch kan ik haar wel een béétje geruststellen. Er bestaat nog
wel degelijk een toezichthouder, een literaire über-ich, die schrijvers op de vingers tikt. In de tijd dat ik
theaterteksten schreef voor het Utrechtse Communitytheater, kreeg ik van de
nuffige Word-spellingscontrole om de
haverklap het verwijt dat ik spreektaal
bezigde in mijn drama’s. En dat was duidelijk geen aanmoedigende opmerking. Maar ik beschouwde het altijd juist als een compliment.
De Duitse schrijver Brecht schreef ooit: “Ist im Leben
wenig Kunst, ist in der Kunst
wenig Leben.”(Is er in het
leven weinig kunst, dan is er in de kunst weinig leven.”
En zo is het.