maandag 14 maart 2022

Opeens geen grenzen meer.

Opeens geen grenzen meer



Iets meer dan honderd jaar geleden verliest Duitsland de Eerste Wereldoorlog.
Probeer je dat Duitsland van toen eens voor te stellen! 
Een totaal onverwachte nederlaag. Soldaten gehoorzamen hun officieren niet meer, ze weigeren te schieten op de honderdduizenden arbeiders die met hun vrouwen geweldloos door de straten trekken –sterker nog-: die lopen massaal over naar de opstandelingen. De keizer slaat op de vlucht. Praktisch geweldloos gaat een onwankelbaar lijkend rijk ten onder. En overal hongersnood en armoede. En Franse, Engelse en Amerikaanse troepen aan de grens. 
Veel Duitse jonge mannen voelen zich ontredderd. Opeens valt alles uit elkaar. Landsgrenzen, lichaamsgrenzen, ze lijken niet meer te bestaan. Hun angst is grenzeloos. En hun woede ook.


‘De hele oudere generatie, die totaal verdorven en verrot is, moet tegen de muur worden gezet en afgeknald! schrijft een jonge extreemrechtse vrijkorpsofficier. 

‘In het milde licht sloeg Jakob Apfelböck / zijn vader en moeder/ zomaar dood’, dicht de jonge Bertolt Brecht.

Kun je in andermans hoofden kijken? 
Dat vroeg ik me af toen ik me verdiepte in de binnenwereld van deze jonge mannen. Ik trof een nauwelijks te onderdrukken geweldsdrang aan in de memoires en romans van jonge reactionaire vrijkorpsofficieren, nazi´s avant la lettre. Maar ook de nodige geweldsfantasieën bij linkse en anarchistische kunstenaars: in de gedichten van de jonge Brecht. 


En de schilderijen en tekeningen van de jonge Otto Dix en George Grosz. Mannen met totaal verschillende achtergronden en opvattingen over de wereld. Maar met merkwaardige gevoelsmatige overeenkomsten.
Opstandigheid tegen hun vaders en de wereld van hun vaders is wat hen bindt. Een jeugdige afrekening met alles wat oud, zwak en onzuiver is. Door middel van woorden en verf, geweren en granaten.

Vrouwen.
En –vreemd genoeg- ook met een haast grenzeloze haat en geweldsfantasieën tegenover vrouwen. 
‘De vrouwen zijn het ergste en je kan niet zomaar je vuist in hun smoelwerkjes planten’, schrijft een 17-jarige vrijkorpsofficier. 
Kunstenaar Otto Dix schenkt zijn vrouw voor haar verjaardag een schilderij van een verkrachting. George Grosz laat een foto maken van zichzelf als Jack de Ripper, die zijn vrouw aan het mes wil rijgen. En Bertolt Brecht beschrijft in een gedicht tot in de details hoe een meisje dat is verdronken, in het water langzaam rottend uit elkaar valt. 


Otto Dix maakte onderstaande houtsnede in 1919. Titel: Apotheosis. In het middelpunt, brutaal vooraan en dominant: een vrouw wier ronde (zwangere?) buik en sterk vergrote vagina middelpuntvliedende kracht lijken te hebben. Een kracht die alles uit zijn voegen zwiept: huizen, mensen, bruggen, bloemen en vooral... mannen dreigen te worden weggeslingerd uit het universum waarvan zij net nog het middelpunt vormden. Hun verbijstering is zichtbaar. De vrouw is naakt en ongehoord lijfelijk, maar haar borsten lijken wel granaten en heeft de dood al bezitgenomen van haar gezicht? 


Het zijn lichamelijk gevoelde reacties op de dramatisch veranderde situatie na de Eerste Wereldoorlog. Daaruit komen de mannen als verliezers tevoorschijn: ze hebben de oorlog verloren, ze verliezen terrein in de straten en openbare gelegenheden, waar vrouwen zich opeens zonder schroom manifesteren. Mannen verliezen hun culturele dominantie. Dat wordt blijkbaar ook door kunstenaars als zeer bedreigend ervaren.

Ik probeer in mijn verhaal te doorgronden hoe die gebeurtenissen door (jonge) mannen destijds zijn gevoeld. Want het heeft er alle schijn van dat fascisme/nationaalsocialisme niet zozeer een politieke ideologie is, als wel een vooral lichamelijk gevoeld mannending. Dat blijkbaar nog lang niet alleen maar geschiedenis is. 



Want waarom herkende ik als jonge man, in 1946 geboren in een Zuid Limburgs dorpje, zoveel  in de binnenwereld van deze Duitse jonge mannen die vijftig jaar eerder werden geboren? Ook ik kwam met mijn linkse generatie in de jaren zestig en zeventig in opstand tegen de wereld van de vaders. Ook ik streefde radicaal naar een vaag, maar zuiver ideaal. En had intussen steeds meer ruzies met vriendinnen over mijn ingesloten binnenwereld. In het laatste hoofdstuk ga ik er uitgebreid op in. 

En nog actueler de vraag: waarom lijken omstandigheden, verwerkingspatronen en gevoelswerelden van bepaalde groepen jonge mannen van toen en nu zo verbluffend veel op elkaar? Bestaat er dan -onafhankelijk van tijd en omstandigheden- een mannelijke constante in deze? Of brengt iedere tijd vooral zijn eigen jonge mannelijke 'fascisten' voort? Als de zoveelste variant op een maar niet uit te roeien virus?

Opeens geen grenzen meer verschijnt in mei 2022 bij Uitgeverij Waanders in Zwolle.