dinsdag 5 november 2019

Twee dagen in München.

Nee, deze stad steelt mijn hart niet. En dat heeft niets te maken met het kille herfstweer van deze late oktoberdag. München heeft zijn smerige verleden niet verwerkt, in ieder geval niet zo goed als Berlijn met zijn heldere schuldbewuste opvallend geplaatste monumenten. Topografie des Terrors, het Jüdisches Museum, het Holocaustmonument en de Stolpersteine; niets daarvan in München. 
Een schraal tweeregelig opschrift in het stadhuis uit...1992, 
een vierkante zwarte zuil met daarbovenop het cliché van de eeuwige vlam uit midden tachtiger jaren, tamelijk onopvallend op een lelijk plein dat de 'slachtoffers van het nazisme' moet herdenken. Dat lukt maar niet. Voor het monument verwaait een zwart lint met goudkleurig cyrillisch opschrift in de wind. Russisch? Je verwacht elk moment een laars die erop wordt geplaatst die het woedend met zijn hak in stukken scheurt.
De helft van München schaamde zich in 1945, de andere helft baalde van de nederlaag en wilde niets weten van welke verwerking dan ook. Der Krieg was verloren, 6600 mensen dood omdat door de bombardementen veel rivieren en beken buiten hun oevers traden en de mensen in de schuilkelders verdronken. Ze hadden nog het geluk dat de aanvoerlijnen voor de vliegtuigen vanuit Londen voor de geallieerden te lang waren voor bombardementen als op Berlijn. Pas toen die Florence veroverd hadden, konden ze München en de hele oorlogsindustrie daar onder handen nemen.

De gids lijkt op mijn zus en ze vertelt in 2 1/2 uur een veel te uitgebreid verhaal voor het groepje rondgeleiden, maar niet voor Chris en mij die inmiddels al zoveel over dit onderwerp weten.
Unbelehrbar München leefde daarna gewoon verder en verwerkte weinig. De CSU werd opgericht en annexeerde geruisloos de bezitters van het extreem rechtse gedachtegoed dat daarmee onschadelijk werd gemaakt.
Dachten ze.

De gids komt uit Ludwigshaven en draagt haar woede over de gemankeerde Münchense Vergangenheitsbewältigung zonder schroom over aan ons. Ze gaat bijna huilen als ze vertelt over het oprukkende rechts extremisme in vooral Oost Duitsland.
Alsof ze zich wil excuseren.

Intussen bekijken we de gebouwen waar het zich allemaal afspeelde: het Hofbräuhaus waar Hitler zijn eerste succes behaalde voor duizenden. Het werd platgebombardeerd, alleen de muren kunnen het originele verhaal nog vertellen. Het gebouw drukt me tegen de grond. Het is laag, bruin, stenig en somber en ik hoor de laarzen op de trappen stampen. 
De Odeonplatz waar onze held de mooiste dag van zijn leven beleefde toen daar de Eerste Wereldoorlog werd uitgeroepen - de Königsplatz met de parades van tienduizenden en hoe zou ik me gevoeld hebben als 19 jarige als ik daar ook had moeten of mogen staan? Ik stel me voor hoe de magie van het geregisseerde strakke zuivere massale me uit mezelf zou hebben getild- of zou ik dapper zijn geweest?
Intussen wordt het maar kouder en kouder, we vluchten eethuisjes en cafés binnen om warm te worden, hebben lange diepe gesprekken en betalen ons blauw aan de peperdure prijzen vragende Münchense middenstand, ooit de misselijkmakende steunpilaar van Hitlers regime.

München speelt verstoppertje, maar dat lukt niet helemaal. Er staat nog teveel aan schuldige nazigebouwen. Gidsen geven rondleidingen over het naziverleden, je kan naar Dachau gaan met een groep, maar het is allemaal wat plichtmatig. Je krijgt de indruk dat ze liever eindelijk eens zonder dat gedoe over die oorlog zouden doorgaan.

De volgende dag proberen we fysiek zo dicht mogelijk bij Hitler te komen. Hitler hield van München. In 1913 verhuisde hij van het door hem gehate Wenen naar zijn 'gemütlich' lievelingsoord. En ook na de Eerste Wereldoorlog ging hij er weer wonen.

Bijvoorbeeld in de Thierstraße. 
Daar is nu een winkel met Tsjechische literatuur, die gedreven wordt door een aardige Joodse meneer. Die vertelt dat hij voor zijn winkel de meest uiteenlopende figuren ziet staan. Bijvoorbeeld oude nazi's (steeds minder natuurlijk) die - heel merkwaardig- buiten de lucht opsnuiven en dan extatisch tegen elkaar zeggen: 'Riechst du das? Riechst du das?. Dichterbij de Führer kun je blijkbaar niet komen. 
Maar er staan nu ook "jonge neo-nazi's, die überhaupt niets weten.En ik heb hier ook wel eens  Israëli's die dan met Israël-vlaggen staan te zwaaien en roepen: 'Wij hebben ze toch maar mooi overwonnen." 
Hier 'onderverhuurde' in 1920 een Joodse huurder een kleine kamer aan Hitler. Ze konden het goed met elkaar vinden. Zoals Hitler het wel vaker op een individueel goed met Joden kon vinden.
Bereidwillig opent de boekhandelaar de deur.

We komen in een gang (in werkelijkheid donkerder dan op deze foto), die helemaal leeg is en leidt naar de trap die de 30-jarige Hitler beklom naar de eerste etage, waar hij een kamertje had, dat uitkijkt op een binnenplaats. Niets veranderd sinds die tijd,zo te zien. Alles is een beetje unheimisch- of vullen wij, 'wetenden van nu' dat in? 


We eten in restaurants waar de Führer ook vaak kwam, meestal plekken met burgerlijke aanzien. Dat geldt minder voor de Osteria Italiana, die destijds Osteria Bavaria heette. Ook deze plek lijkt niets veranderd sinds die tijd. Het ziet er knus en gezellig, maar ook wat donker uit. Chris vertelt me dat Hitler in dit Italiaans restaurant samen met Goebbels de Kristalnacht heeft bedacht.


Het is allemaal zo griezelig om met deze kennis, dit weten van nu zo'n plek te betreden. Niets, maar dan ook niets verwijst naar dat verleden, naar het kwaad dat zo tastbaar en dichtbij en alledaags hier aan een simpel tafeltje duivelse plannen beraamde. Italiaans sprekende obers bedienen vlot en vriendelijk de klanten die hier ganz normal een maaltijd gebruiken.

We gaan op zoek naar de Sterneckbräu,een lokaal waar hij in 1919 voor de overheid moest spioneren bij de extreem-rechtse Deutsche Arbeiter Partei. Maar Hitler kon zich niet inhouden en bemoeide zich met de discussie. Op een heel overtuigende manier: dit was de plek waar hij ontdekte: Ich kann sprechen. Chris vertelt dat deze plek in de nazitijd een bedevaartsoord was. Niets meer van te zien: het is nu cosmetica-instituut 'C'est la vie', waar mensen hun nagels kunnen laten vijlen of  hun snor bijknippen. 
Nee. Aan symboliek geen gebrek.
Zo kleurt het bruine verleden deze dagen in. Een vertekend beeld, natuurlijk, ik weet het. Immers: het was juist München dat nog niet zo lang geleden de vluchtelingen op het station warm onthaalde en welkom heette- een golf van goedwillendheid waarop Merkels 'Wir schaffen das' heeft gedreven. 
En ja, de mensen van München zijn freundliche Leute zo op het eerste gezicht. Als je de weg vraagt. Of een klein gesprekje voert. München heeft zeker een tweede gezicht. Een menselijk gezicht.
En dat menselijke mag nooit verloren gaan.' Dat vonden ze destijds ook in deSchellingsalon

Daar kwam tout artistiek en politiek München: Lenin, Feuchtwanger, Brecht zong er zijn gekke liedjes. Maar Hitlers SA kwam er ook, altijd bezopen en uit op stennis zongen ze daar hun smerige liedjes: 'Wenns Judenblut vom Messer spritzt, dann geht's nochmal so gut'.  Maar de waard was het zat en gooide ze eruit.
Uit dankbaarheid voor die heldendaad draag ik Chris 'Jacob Apfelböck oder die Lilie auf dem Felde' voor.

Im mildem Lichte Jacob Apfelböck
Erschlug den Vater und die Mutter sein
Und schloß sie beide in den Wäscheschrank
Und blieb im Hause übrig, er allein.

Zo begint dit gedicht van Brecht, ook zo'n merkwaardig Münchense figuur, vol geweldfantasieën.  
Maar daarover een andere keer.