maandag 27 augustus 2018


Bepaald geen klein Arcadië...

Met de nodige trots meld ik dat intussen de tweede druk is verschenen van mijn roman Duvelsprie. Wekelijks krijg ik reacties van lezers, die mij willen laten weten wat ze vinden van het verhaal. 



Zoals deze van Wim Weijers uit Nijmegen:

"Jos het is je weer gelukt! Na“De Jongens van het Glaspaleis” opnieuw  een prachtig boek. Geen “heldenlevens”, maar levensechte mensen met al hun nukken, grillen en twijfels. En dat in de gure tijd van de 18de eeuw in de landen van Overmaas, die nu het huidige Zuid Limburg vormen. Een tijd zonder vrede, met plunderende soldaten langs de wegen én de clerus en de autoriteiten die hard en genadeloos optraden tegen degenen die deze door God gegeven orde om wat voor reden dan ook wilden doorbreken. Een ander beeld van het Zuid Limburgse heuvelland, dan het vaak geschetste klein Arcadië van vóór de mijnbouw.


Anna staat natuurlijk centraal met al haar twijfels als ze van uitgestotene uiteindelijk een grote mevrouw wordt. De enige manier om uit de ellende te komen is te breken met degenen die haar liefdevol opnamen toen ze geen kant op kon. Er zijn grote emoties, maar het lijkt me passend. De emoties zijn bovendien ingebed in de sociale realiteit.  
Ook de beschrijving van de manke Pastoor Petri met zijn hart bij de armen, maar verbonden aan het onderdrukkende systeem van de clerus mag er zijn. Of veldwachter Hens Witmakers, die zijn menselijkheid wil bewaren maar hieraan uiteindelijk ten ondergaat. Ook de vreemdeling Jacques du Jardin, nooit echt geaccepteerd door de gemeenschap en daarvan uiteindelijk slachtoffer. Klinkt bekend dat laatste.
De beschrijvingen zijn levensecht en daardoor lijkt het net of je het huisje van Hens Witmakers, binnenstapt of dat je aanwezig bent bij het kermismiddag bezoek op de Dederenhof waar de autoriteiten, de kasteelheer, de schout en de rijke herenboeren de toestand in de (roerige) wereld bespreken. Het boerenleven en de wisseling van de seizoenen zijn mooi in het verhaal vervlochten. 
Het voortdurend verspringen van de scenes maakt dat het boek afwisselend is en  dat je doorleest. Verraadt zich hier de toneelschrijver- regisseur? 
Jos, ja ik heb natuurlijk makkelijk praten, maar voorlopig de pen nog maar niet neerleggen!"




dinsdag 15 mei 2018

Reactie op de roman DUVELSPRIE door de schrijver Piet Poell.

Van harte proficiat, Jos, met je nieuwe boek! Ik heb ervan genoten, al is "genieten" hier misschien niet meteen het juiste woord, bij zoveel drama. Maar van de dramatische aspecten in je boek kun je volop genieten: de prachtig uitgewogen scènes - zij het hier en daar misschien iets te "dik" aangezet, maar op die momenten past het wel in het verhaal - de dialogen die de optredende figuren scherp tekenen en levendig zijn, de loop ontwikkelingen waarin je het noodlot voelt aankomen, de verrassende wendingen enz,- je kunt wel zien dat je ook toneelschrijver bent! Er zijn scènes bij die staan als een huis, die de lezer even heel stil maken, bv als Anna, ten prooi aan twijfels, toch de deur sluit voor de ogen van een smekende Jacques, de een buiten, de ander binnen... Dat beeld gaat me niet meer uit de kop, zoals Anna zou zeggen. En zo zijn er tal van andere taferelen waarin "dramatis personae" op elkaar inspelen of juist tegen elkaar uitgespeeld worden op een aangrijpende manier. Levendig neergezet zijn figuren als pastoor Petri, maar ook, kort en krachtig, pastoor Hoen, en verder Hens Witmakers, Catherine Dederen, Stientje Dederen e.v.a.En dan de manier waarop je ons meesleept in de huichelachtige, verstikkende sfeer van de samenleving in een Zuid-Limburgs dorp van toen, prachtig! Emotioneel geladen scènes en beschrijvingen die de lezer bij de keel grijpen; ik moet bekennen dat ik hier en daar wel even heb moeten slikken, en erger...
Een huzarenstukje heb je geleverd in de tekening van Anna, de hoofdpersoon. die soms dwars tegen iedereen in de weg van haar hart volgt, voor alle zwakken in haar omgeving wat over heeft, maar als ze min of meer vermogend is geworden, een van de meest kwetsbare personen, Treesje, uit haar leven probeert te snijden, bang voor wat "de luuj" zeggen. "De luuj", waar ze eerst zo vrank en vrij tegenin ging! Zo'n karakterwending naar het "kwade" zou bij mindere goden de lezer al gauw tegen de hoofdpersoon, met wie hij zich toch automatisch vereenzelvigt, innemen, maar jij maakt het volkomen aanvaardbaar, juist door het zo vanzelfsprekend en onnadrukkelijk te brengen, waardoor je als lezer toch ontroerd bij haar doodsbed blijft zitten. Knap werk!
En dan dat witte wolkje, dat soms als terloops verschijnt, maar telkens zwaarder geladen met symboliek, ik zie het dezer dagen overal zweven tegen de blauwe lucht!
Je hebt veel in de schoot geworpen gekregen, zoals je vertelt in je Nawoord. Veel sprekende details en nuchtere gegevens, maar maak er dan nog maar eens een roman van die stáát, zoals jij gedaan hebt! Petje af, meneer, net als ik al deed voor je eerste boek! Wanneer komt het volgende?

Piet Poell, 14 mei 2018
(Ik vond dat ik je dit even moest laten weten)



Gepost door Piet Poell op Jos Bours Blog op 14 mei 2018 23:16:00

zondag 6 mei 2018

Reactie op 'Duvelsprie' door Jos Gielen.


Complimenten, en een hele boel,
Op de eerste plaats vanwege het verhaal zelf. Anna is een prachtige hoofdpersoon; ze komt direct goed tot leven. Ik voelde me als lezer zeer betrokken bij haar lotgevallen. Ze is een heel redelijk wezen, maar het lot houdt daar geen rekening mee. Verder zijn er een paar mooie karakters, zoals Jean en ook Catherine, evenals de beide pastoors. Er zitten bijna te hevige dramatische ontwikkelingen in het verhaal, maar ze zijn acceptabel.
Ook de historische setting maakte op mij een geloofwaardige indruk. Wat een gat, dat Schinnen. Je zult er geboren zijn. In de achttiende eeuw bedoel ik.
Net als bij de ‘Jongens’ heb ik erg genoten van je taal. Ik zie veel woorden en uitdrukkingen die ik exclusief aan mijn vader, Ligius, verbind (mijn moeder kwam niet uit Schinnen), zoals de ‘sjlatevogel’. Soms ook met een kleine afwijking ‘kemasjen’ en ‘kerwauw’ herinner ik me; bij jou ‘Gamaschen’en ‘Kamáu’. Ik vind de mix tussen dialectische woorden en zinswendingen en Nederlands heel uitgebalanceerd, voor mij heel plezierig. Een nadeel voor de verkoop is dat je hiermee je doelgroep beperkt. Geldt ook voor de titel. Vooraf vond ik die niet zo goed gekozen. Inmiddels zou ik zeggen: precies goed.
Je hebt veel oog voor details. Ik denk aan de beschrijvingen van hoe de mensen zich gedragen, hoe ze gekleed zijn. Zoals de terloopse opmerking dat de secretaris een cravatte draagt die in de nek met een gesp is dichtgemaakt. Of interieurbeschrijvingen. Bij ons thuis stond in de hal een kruik met lisdodden. Ik vermoed dat die in onze jeugd in de mode waren;  ze presenteerden zich als ‘een beetje sjiek’. Volgens mij kwamen ze uit de ‘bèèndje’. En dan is het aardig om bij de dames Gadé lisdodden in een koperen pot tegen te komen.
Heel mooi vond ik de toelichting over het gedane speurwerk. Petje af. Het zijn ongelooflijk mooie vondsten waar jullie op zijn gestuit. Bij het lezen dacht ik wel eens een enkele keer ‘het kan niet op’ aan drama, maar in je toelichting blijkt alles ‘uit het leven gegrepen’. Een beetje door elkaar gehusseld, een beetje ingekleurd, maar historisch verantwoord.
Ten slotte ook complimenten voor wat je in Schinnen hebt teweeggebracht. ’s Ochtends is dankzij jouw inspanningen Schinnen tot bokkenrijdersdorp gepromoveerd! Ik ben alleen bij het middagprogramma geweest. Prachtige locatie, daar in Thull. Het verhaal over de bokkenrijders was een perfecte aanvulling op je boek. En dan dat mooie lied als extra. Dat je ook nog de kwetsjbuul kunt hanteren! Marlies zingt prachtig. Dat wist ik al van het Glaspaleis. Als mijn vrouw zo mooi kon zingen, zou ik haar ook liefie noemen. Maar even serieus: je hebt / jullie hebben een prestatie van formaat geleverd. Nogmaals gefeliciteerd.

Jos Gielen

zaterdag 5 mei 2018

Reactie van Fons Nijssen op Duvelsprie:

"En wist je ook dat oud-Schinnenaar Jos Bours een prachtige roman over Schinnen in de tijd van de bokkenrijders heeft geschreven? Duvelsprie heet het boek en het is een genot om erin te lezen. Prachtig geschreven, het verhaal loopt als een trein en je waant jezelf in die tijd als je de beschrijvingen van ons dorp in de achttiende eeuw leest. Als je erin begint te lezen, wil je niet meer ophouden voor je het hele boek uit hebt! Wees dus gewaarschuwd!"

woensdag 2 mei 2018




De eerste reactie op "Duvelsprie" 

van Jeanne Hinke,


Met groot plezier heb ik dit boek gelezen. Voor de boekpresentatie van ‘de Duvelsprie’ van Jos Bours ging ik naar het dorp van mijn jeugd. Dat kun je hieren hier lezen. Door het boek te lezen bleef ik nog dagenlang in gedachten in dat Zuid Limburgse land.  Jos heeft historische feiten vermengd met fictie. Intrigerende feiten, in de stamboom van zijn vrouw (mijn oude vriendin) inspireerden hem tot het schrijven van deze historische roman. Het verhaal speelt in de 18e eeuw in de tijd van de Bokkenrijders. Mooie sfeertekeningen brengen die tijd helemaal tot leven, het standsverschil, de armoede en rijkdom, nieuwkomers in zo’n dorp en hoe de gemeenschap ertegenaan kijkt. Meestal als je een boek leest maak je van de omschrijvingen van bijvoorbeeld de natuur of een stad of dorp al snel je eigen voorstelling in je hoofd. In dit boek wist ik steeds waar iets zich afgespeeld had. Ik ken de gebouwen of plekken, waar die huizen staan of gestaan hebben. Ik weet hoe iets geografisch ten opzichte van elkaar ligt. Dat vond ik zo leuk te ervaren. Weliswaar vond het een en ander in een andere tijd plaats, dus moest ik me wel voorstellen, dat er minder en onverharde wegen waren, minder huizen enzovoort. Maar toch gaat het over ‘mijn dorp’. Ons dialect zit door het boek heen verweven op een heel natuurlijke manier. Voor mensen, die dat niet verstaan zit er uiteraard een woordenlijst achterin het boek.
Het is Jos gelukt om de feiten, die bekend zijn, maar die op zichzelf veel vragen oproepen en zeker geen logische verbanden hebben, met zijn eigen fantasie tot een geloofwaardig en mooi verhaal aan elkaar te smeden. De tijd van toen is echt voor me gaan leven. Ik denk (nee, ik weet het zeker) dat het boek een aanrader is voor mensen, die van historische romans houden!!

maandag 16 april 2018

BOEKPRESENTATIES VAN DE ROMAN DUVELSPRIE.



Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Leon van Dorp mijn roman DUVELSPRIE, een onvertaalbaar Limburgs woord, dat zowel het negatieve duivelskreng, maar ook pittig ongezeglijk ‘ding’ kan betekenen. In dit verhaal is Anna, de hoofdpersoon van dit verhaal, zowel het één als het ander.   

Ik vond een waargebeurde geschiedenis in de stamboom van Marlies Hautvast, mijn liefie. Dat verhaal speelt zich af in ons beider geboortedorp Schinnen in de achttiende eeuw en ik heb het omgewerkt tot een historische roman. Voor de korte inhoud en achtergronden, zie: http://josbours.blogspot.nl/2018/02/ben-jegeinteresseerd-in-waargebeurde_64.html

Natuurlijk gaan we dat feit vieren. Eerst met een boekpresentatie in Schinnen zelf op 28 april in de Alfa Brouwerij. Die is al zo goed als volgeboekt.

Maar op 16 mei om 20 uur houden we ook in Utrecht het boek ten doop. Dat zal gebeuren in de Cereolfabriek, Kanaalweg 91 -in samenwerking met en met grote dank aan het Wilde WestenAan die avond zal de bekende Utrechtse historicus, onderzoeksjournalist en initiator van televisie-programma’s als NOVA en Andere Tijden, Ad van Liempt medewerking verlenen. Hij kan, als weinig anderen, een verhaal vertellen over hoe een persoonlijke geschiedenis zomaar onderdeel kan worden van de ‘grote geschiedenis’. En daarmee die altijd wat abstractere grote geschiedenis concreet en voelbaar maken.

Marlies zal een voor die gelegenheid geschreven lied zingen (Herinnering aan Jean P.) en ik zal een fragment uit het verhaal voorlezen. 

Let op! Mocht je de presentatie willen bijwonen, dan moet je je wel via de mail aanmelden: josbours@hotmail.com

We verheugen ons op je komst!

Jos, mede namens Marlies, mede namens Uitgeverij Leon van Dorp.

Jos Bours


woensdag 4 april 2018


8

“Waar ik ooit op de arm van mijn moeder….”




Dit is mijn laatste blog waarin ik beschrijf hoe ik de historische feiten heb onderzocht, die de basis vormen van mijn historische roman Duvelsprie. Jullie hebben de afgelopen weken kunnen lezen hoeveel hulp ik daarbij uit Limburg heb gekregen en met hoeveel plezier ik hieraan heb gewerkt. 
Op de foto helemaal onderaan foto zie je mij als tweejarig jongetje op de arm van mijn moeder op een zonnige zomerdag. Lees verder en je zult begrijpen waarom ik met deze foto dit verhaal afsluit.

Het is januari 2017. Ik ben er langzamerhand aan toe om mijn historisch feitenonderzoek af te ronden, als er een mailtje binnenkomt van Paul Potten.

Jos, gisteren ben ik de hele dag in het archief van Sittard geweest en heb eindelijk de sterfakte van "Anna” gevonden. Ze is overleden in Sittard 30-11-1781 en begraven 2 december. Bij de begrafenismis zijn twee Dominicanen aanwezig, samen met pastor Dijsent die haar begraven heeft. Gezien deze uitvoerige omschrijving moet ze nogal wat centen hebben gehad om zich te laten begraven door drie heren in Sittard. 

Kijk eens aan, Anna. Wat ben je oud geworden! 77 jaar in die tijd en met zo’n leven! Vertel me eens: hoe ben je in Sittard terechtgekomen en waarom ben je zo eervol en rijk begraven? Jij die zo arm en beladen met schande in Schinnen aankwam op je zestiende?
Zal ik een antwoord krijgen op die vraag en de talloze andere die nog openstaan?

Eerst maar eens kijken wat ik nu zeker weet.
Andreas Kallen en Anna wonen op Krekelberg, ze hebben een huwelijk van 22 jaar. Ze krijgen nog twee kinderen, van wie de jongste Stefanus intreedt bij de orde der Dominicanen in Sittard als ‘pater Dalmatius’.
In 1758 sterft Andreas onverwacht te Heerlen.


Pastoor Hoen

Dan komt het jaar 1759. Ik  heb het al eerder verteld, maar zal het hier nog eens herhalen. Anna's zoon, Joes, is intussen kapelaan te Hombourg en hij maakt daar in dat jaar zijn dienstmeisje zwanger. Hij is dan 40 jaar. Therese Debruyn heet het arme meisje, hoe oud ze precies is, weten we niet, misschien al in de twintig. Ze was getrouwd maar na een paar maanden gescheiden, omdat haar man Bernardus Reinich van haar wegging en dienst nam in het Pruisische leger.
Wat er precies is gebeurd, weten we niet, maar we weten toch wel veel interessante feiten. Bijvoorbeeld dat Theresia naar Schinnen komt en op Krekelberg bevalt. Ook weten we dat ze wilde dat haar kindje, Severinus, gedoopt werd. Maar dat ging zomaar niet. Pastoor Hoen, de opvolger van pastoor Petri, van goede komaf en een heel ander type dan zijn voorganger, wilde de naam van de vader weten. Maar zij durfde die niet te noemen.
Toen heeft Hoen voorgesteld dat ze bij hem in de biecht die naam zou noemen. Dan zou hij dat in een biechtgeheim opschrijven en in het register verzegeld bewaren
Zo geschiedde.
Therese noemde de naam van de vader: de eerwaarde kapelaan Joes Piron. Hoen noteerde de bekentenis, verzegelde het document en dat bleef -tot voor een paar jaar- ongeopend.

Doopbewijs Severinus Debruyn, ingeschreven door pastoor Hoen

De doop kon nu plaatsvinden. Er werd gesuggereerd dat Serfke een onwettig kind was van de vertrokken vader Bernardus Reinich. Wat we ook weten is wie er bij de doop getuigen waren.
In ieder geval niet grootmoeder Anna Raedermeckers..

Is Therese stiekem op Krekelberg bevallen? We weten dat Therese en Sevrin niet op Krekelberg zijn gaan wonen. Het arme dienstmeisje wordt met kind en al blijkbaar de deur uit gedaan (of ze gaat zelf?) en woont de rest van haar leven ergens anders in Schinnen. Merkwaardig genoeg als huisgenote of buurvrouw van Agnes Witmaeckers, de familie waar Anna in 1732 nog peettante was van Anna Witmaeckers. Zie mijn blog nr. 5: http://josbours.blogspot.nl/2018/03/5_13.html

Is Treesje Debruyn op deze manier handig weggewerkt en daarmee ook het probleem van een kapelaan die zijn ‘maad’ zwanger maakt? Daarover krijg ik geen echte duidelijkheid. Over Joes weet ik alleen dat hij in 1775 overlijdt in Hombourg op 2 juli. Blijkbaar is hij in functie gebleven als priester.
Zou iemand in Hombourg of de kerkelijke overheid iets geweten hebben van Joes’ scheve schaats? Of is dat –dankzij Anna’s manipulaties- handig opgelost? Ik kan het me niet voorstellen. In zo’n kleine gemeenschap moeten de roddels toch sneller zijn gegaan dan de zon opkomt en ondergaat? 

In 1761 woont Anna nog steeds op Krekelberg met twee van Andreas’ zonen, Carolus en Hendric en diens vrouw.
Daarna (in 1764 of 1765) is Hendric van Krekelberg weggegaan, hij was niet de oudste zoon, dus dat was vrij normaal. Hij vertrok eerst naar de molen van Kathagen bij Nuth.

De molen van Kathagen Nuth (Dank Nuth van Toen…)

Een paar jaar later gaat hij naar een grote hof in Ophoven bij Sittard. Is Anna met hém meegegaan en dus ook in Sittard gestorven en begraven? En waarom is ze dan niet op Krekelberg gebleven- denkt de romanschrijver er meteen achteraan.


De ‘Kallenhof’ in Ophoven bij Sittard

In 1761 wordt ze nog genoemd als peettante.

Dopeling
Winckens, Conradus Gerardus
Algemeen=ex thuijll
Geboortedatum=<=02-02-1761
Vader van de dopeling
Winckens, Theodorus
Algemeen=ex thuijll
Moeder van de dopeling
Thevissem, Maria
Algemeen=ex swier
Doopgetuige
Meens, Conradus
Algemeen=ex herll
Doopgetuige
Rademeckers, Anna
Algemeen=ex kreckelbergh

Het voorlaatste bericht over haar stamt uit 1764. Het gaat om een rechtszaak waarin “de weduwe Callen” 1/5 deel moet meebetalen aan een schuld van meer dan 1600 gulden. Dat is het gevolg van een al jaren slepende kwestie, die is ontstaan na de dood van pastoor Petri. Die was heel goed voor zijn familie en de armen, maar heeft blijkbaar daarmee ook schulden gemaakt, die nu door pastoor Hoen (daar is hij weer) worden verhaald op de erfgenamen van de pastoor.
Van wie Anna er één is.
De gedaagden eisen (in 1750) dat kapelaan Penris, die de rentes van kerk- en armenbestuur beheert, de boeken op tafel legt. Maar de kapelaan “wil als geestelijke niet verschijnen voor een schepenbank”.
In 1757 vonnist de schepenbank, dat de 5 erfgenamen (waaronder Anna en Henri Petri in Puth)
rekening doen van de kerk en armentafel voor de schepencommissie en de gerechtskosten betalen.
Maar de erfgenamen verschijnen niet.
Pas in 1764 doet de vierschaar, “in presentie van pastoor Hoen” uitspraak: het tekort wordt vastgesteld op Fl.1622.17 en Anna moet daarvan dus 1/5 deel betalen, een dik jaarsalaris.

De overlijdensakte van Anna Raedermeckers
(Dank Paul Potten…)

Dan is het 1781. Anna is maar liefst 77 jaar als ze overlijdt aan dysenterie in Sittard op 30 november. Ze wordt begraven op 2 december als ‘weduwe van Callen uit Oirsbeck’.
De begrafenismis wordt opgedragen door twee Dominicanen, samen met pastoor Dijsent. Een van die Domincanen zal waarschijnlijk haar zoon Stefanus zijn, van wie we weten dat hij in die orde is ingetreden. Ze is begraven in de kloostergang van de kerk.

Zo.
En dat is alles wat ik over het leven van Anna Raedermeckers en haar directe omgeving te weten ben gekomen. Dit zijn de belangrijkste feiten die me op mijn fascinerende zoektocht zo vaak hebben verrast. Maar er zijn ook talloze hiaten en gaten, vragen en vermoedens – en dat alles moet nu worden samengesmeed tot een verhaal. Dat verhaal zal nooit historisch 100% correct zijn, dat weet ik nu al. Ik doe moeite om me in te leven in de dorpsbewoners van de achttiende eeuw, maar het is een gotspe te denken dat ik dat kan. Ik zal er een verhaal van moeten maken dat historisch waarachtig is, maar ook inleefbaar voor een lezer van deze tijd, met dilemma’s waarin die lezer van nu zich kan inleven. En tegelijkertijd aan de essentie van de historische feiten zoveel mogelijk rechtdoen.

Er is één groot voordeel: ik werd in 1946 geboren in het dorp, waar deze geschiedenis zich heeft afgespeeld. Het is het landschap van mijn vroegste jeugd: ik ken de wegen en weggetjes, waarvan de meeste in die tijd nog onverhard waren, ik ken de boerenhoven, kastelen, kerken en kapellen. Ik heb het einde van een dorpscultuur van eeuwen nog aan den lijve meegemaakt, de boerengesprekken gehoord in mijn schoonfamilie en de Limburgse dorpshouding ten opzichte van de rest van de wereld aan den lijve gevoeld.

In dat dorp droeg mijn moeder me op de arm op een kermismiddag in 1948 in de Dorpsstraat, waar ’s morgens de processie door de straten is getrokken en alleen de priester met het Allerheiligste de zandloper mocht betreden.





woensdag 28 maart 2018


7


 Een halfwin pachter en een win/win-huwelijk op Krekelberg.

  
Krekelberg. (Dank, Jannie Vogels...)

Hoe ver ben ik inmiddels met mijn onderzoek?
Even kort: in de stamboom aan moederskant (Kallen) van mijn liefie Marlies vond ik een verhaal over de 16-jarige Anna Raedermeckers, die in 1721 met haar bijna 2-jarige zoontje in Schinnen aankomt. Daar overlijdt haar zeven jaar oudere vriend.
Elf jaar later is Anna peettante van Anna Witmaeckers, de dochter van de veldwachter van Schinnen. Die laatste wordt in 1733 ontslagen en in 1743 gewurgd als bokkenrijder.
In 1736 trouwt Anna met Andreas Kallen, een halfwinpachter op de hoeve-met-aanzien Krekelberg. Andreas is dan net een half jaar weduwnaar van Catharina Schiffelers en zit nu 'met zes kinderen op de hals'.

Ik ga nu proberen te achterhalen hoe Anna zo sterk kon stijgen op de maatschappelijke ladder in de dorpshiërarchie van Schinnen. Van een kansloze, veel te jonge alleenstaande moeder met een pasgeboren kindje, die verkeerde in een bokkenrijdersmilieu, tot boerin op een hof met aanzien, hoe heeft ze dat voor mekaar gekregen?

Intussen heeft Paul Potten ontdekt waar Anna is geboren: niet in Hombourg, zoals we tot nu toe dachten, maar in Meckenheim bij Bonn, in het Rijnland. We weten nu ook het jaar (1704) en wie haar ouders zijn.

 (Dank, Paul Potten...)

Hoe kan het dan dat zoontje Joes in Hombourg gedoopt is? En dat pastoor Petri zeker wist, dat ze in 1721 vanuit Hombourg naar Schinnen kwamen? 
Geen idee. 
Paul heeft ook ontdekt dat Anna’s eerste man, Jean Piron, familie had in Meckenheim.
Jos, het zou dus goed kunnen zijn dat Jean naar Meckenheim is gegaan om via familie daar aan werk te komen, dat hij daar ergens de dan 14-jarige Anna is tegengekomen en haar heeft zwanger gemaakt”, schrijft Paul.
Hoe ze dan vandaaruit in Hombourg terecht zijn gekomen, weten we dus niet.

Toevallig (ja, daar heb je dat rare toeval weer) is er rond deze tijd in Noorbeek een familiereünie van de Limburgse tak van de familie Kallen. Daar spreek ik onder andere uitvoerig met Fien Delion, geboren Kallen, die als kind is opgegroeid op de kasteelboerderij van Terborgh in Schinnen.
Daarnaast krijg ik van verschillende kanten materiaal toegestuurd. (Dank, Heiko Rauch, Emile Kallen, Wim Kallen en Fien Delion…)


Andreas blijkt even oud te zijn als Anna en van Duitse komaf. Zijn voorvaderen bewoonden in Neuss bij Düsseldorf de Kanonichenhof (Kanunniken-boerderij), die ze pachtten van een wereldlijke kloosterorde voor tugendhafte adellijke dames.

 Kanonichenhof, Neuss.

Die hof bestaat nog steeds, maar is inmiddels verbouwd. Andreas is –als enige van acht kinderen,  niet geboren in Neuss, maar (waarschijnlijk) in Metternich.

Waarom en hoe hij in Schinnen is terechtgekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. De streek rond Neuss was destijds speelbal tussen de grootmachten, het waren onrustige tijden, misschien was dat de oorzaak? Hij was ook niet de oudste zoon, dus dat maakte de kans klein, dat hij de boerderij na de dood van vader Engelbert in 1721 zou kunnen overnemen.
In 1724, twintig jaar oud trouwt hij in Maastricht met de dan 25 jaar oude Catharina Schiffelers, dochter van de pachter op Krekelberg, die sterft in 1734. Vanaf dat moment nemen Catharina en Andreas de pacht over.

‘Het was een groot gebouw met eikenhouten getimmerd en met lemen vakwerk, geheel met stro bedekt, merkwaardig door zijn oudheid en op laatst door zijn bouwvalligheid. In 1890 werd de hof geheel in steen vernieuwd. Bij de sloop van het oude gebouw werd een ondergrondse vluchtplaats ontdekt. Vanuit een ondergronds hol met een middellijn van circa 3 meter en een hoogte van 2 meter ging een kruippijp in de richting van de achter de woning geleen waterput. (Bron: Bijdrage tot de geschiedenis van de voormalige heerlijkheid Schinnen van H. Pijls).

De welstand van een halfwinpachter is niet vanzelfsprekend. De helft van de tarwe-, gerst-, boekweit-, haver- en bonenopbrengst is voor de grondbezitter, gravin Elisabeth de Ligne ‘en die eigenaren pakken zich altijd de beste helft natuurlijk’.
De opbrengst van de vruchten, de weien, boomgaarden en beemden en het stro zijn dan wel voor de pachter, maar voor die gronden moet pacht in geld worden betaald: 30 Luikse guldens per hectare. Onderhoud aan huizing, schuur, stallingen en afrastering is ook allemaal voor rekening van de pachter.
Ze zeggen wel dat de pachtbedrijven meestal groter zijn dan de eigen bedrijven, maar de pachter heeft van wat hij overhoudt veel nodig voor het onderhoud van zijn gezin en het instandhouden van het bedrijf. En dan is er die eeuwige onzekerheid of de grondeigenaar de pacht verlengt na zo- en zoveel jaar en natuurlijk de concurrentie met andere pachters. (Dank, José Hautvast-Kaelen…)

Het is vooral het grote landoppervlak van bijna 60 hectare dat Krekelberg welvarend maakt.
Catharina en Andreas krijgen zes kinderen. In 1725 wordt hun eerste geboren, in 1735 hun zesde.

Het jaar daarop, op 29 mei 1736 sterft moeder Catharina. Ze is pas 37. Haar eigen moeder, die na het overlijden van haar man nog op Krekelberg woont, sterft tien dagen later.
Dat moet een ramp zijn geweest. Opeens zat Andreas op de grote hof Krekelberg alléén met zes kinderen. Het oudste meisje is 11 jaar, de jongste,zoon Henri, nog geen 1 jaar. Hoe vaak ben ik dat nou al tegengekomen: jong stervende ouders, die een schare kinderen achterlaten voor hun achtergebleven eega?
De positie van weduwnaars –en vooral van weduwen- was in die tijd niet sterk. En dat terwijl de dood overal rondwaarde. Neem het jaar 1747. Dan vindt op 2 juli in Lafelt vlakbij Maastricht een veldslag plaats tussen 85.000 Fransen en 150.000 geallieerden.
Dat zijn dus bij elkaar tweehonderd en dertigduizend soldaten!
Er vallen 16.000 doden.
Zestienduizend doden...

Maar de dood stelt zich ook tevreden met kleinere porties. In september en oktober van hetzelfde jaar 1747 is er een dysenteriegolf in Schinnen. Er sterven in zes weken 52 mensen, de overleden kleine kinderen niet meegeteld. 

datum  
Type
Personen
Feit
teksten
Scan1
Scans
Schinnen
05-10-1747
Overledene
offermans, Jacobus
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
Bemelmans, Maria
1747 5 8bris Jacobus Offermans maritus Maria..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Hartmans, Wilhelmus
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Wilhelmus Hartmans coelebs ex..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Pijpers, Catharina
Algemeen=ex nagelbeck
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
raemeckers, Petrus
1747 5 8bris Catrin Pijpers uxor Petri..
...meer>>

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Smeets, Catharina
Algemeen=ex puth
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Catharina Smeets ex Putt.

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Meijers, Joannes
Algemeen=maritus
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
1747 eodem Joannes Meijers maritus.

Schinnen
05-10-1747
Overledene
Nijssen, Ida
Algemeen=ex schweckhuijs
Begraafdatum=>=05-10-1747
Doodsoorzaak=dijsenteria
Partner van de overledene
Brouns, Petrus
1747 eodem Ida Nijssen uxor Petri Brouns ex..
...meer>>
Enkele overledenen aan de dysenteriegolf in Schinnen in 1747

Mannen hertrouwden sneller dan vrouwen. Een belemmering voor een tweede huwelijk was de negatieve houding van de samenleving –en vooral van de kerk- ten opzichte van het hertrouwen van weduwen.
De kerk had drie rechtvaardigingsgronden voor het huwelijk.
Ten eerste moesten er tijdens het huwelijk veel kinderen voortgebracht worden.
Ten tweede konden de partners elkaar wederzijds steunen.
Ten derde diende het huwelijk voor de inperking van 'de lusten van het vlees'.
Deze rechtvaardiging gold echter niet voor een tweede huwelijk. Enkel de wederzijdse steun was dan nog van toepassing. De kerk was dan ook geen voorstander van een tweede huwelijk, vooral niet van weduwes. Ze werden gehekeld omdat ze kennelijk hun lusten niet konden bedwingen.
Hertrouwen bij weduwnaars was meer geaccepteerd. Zij konden de zorg voor de kinderen gebruiken als reden voor een tweede huwelijk. Mannen werkten immers niet in het huishouden.

Andreas heeft snel en praktisch gehandeld: een half jaar na het overlijden van zijn vrouw Catharina,  hertrouwt hij op 16 oktober 1736 met de weduwe Anna Raedermeckers. Zij trekt samen met haar zoon Joes, die dan 17 jaar is, in op Krekelberg.
Andreas en Anna zijn allebei 32 jaar. 

Paul Potten doet een interessante suggestie: 
"Zou het niet kunnen zijn dat Anna is getrouwd met Andreas, om zo voor elkaar te krijgen dat haar Joes kon gaan studeren voor priester met het geld van Andreas? In ruil daarvoor nam zij dan zijn zes kinderen onder haar hoede?"
Ja, dat zou de tweede prachtige herhaling zijn in het verhaal: eerst Anna als moeder van een onwettig kind, precies als haar schoondochter Treesje. En dan nu het geld voor de priesteropleiding, eerst die van pastoor Petri, waarvoor de familie Piron krom ligt - en nu Anna Raedermeckers met een financiële huwelijksstrategie om datzelfde doel te bereiken.

Paul doet fraaie suggesties. Daar kan ik als romanschrijver vast wel iets mee. Maar hoe zit het feitelijk met zijn vermoeden: dat Andreas en Anna een soort zakelijke huwelijksruil hebben gedaan: jij zorgt voor mijn zes minderjarige kinderen en ik betaal de priesterstudie van jouw zoontje?
Het is niet onmogelijk, want niet elk huwelijk was in die tijd gebaseerd op liefderijke genegenheid, maar vooral een manier om te overleven.
Er is in ieder geval één ding zeker: Andreas had het geld om gul te kunnen zijn.
Ik vind in een notarisacte:

 Op 21 augustus 1741 verkopen Adam Cremers x Maria Schoffelen hun huis, hof, mesthof en weide te Doenrade, groot 207 roeden aan Andreas Callen als weduwnaar van Cath. Schiffelers, nu gehuwd met Anna Raedemakers voor 1130 gulden, 14 stuivers. (LVO 1850 bank Oirsbeek).

En in 1742 voldoet Andreas een schuld van 400 gulden van Adam Cremers aan Maria Gadé.
Ik denk niet dat we hier alleen maar aan ruimhartige naastenliefde van Andreas moeten denken, maar het bewijst in ieder geval wél dat hij geld had.
Verder blijft de verhouding tussen Andreas en Anna niet alleen maar puur zakelijk: ze krijgen nog twee zonen. De eerste is Andreas in 1737.

Doopacte Andreas Kallen filius (de zoon)

 De tweede is Stefanus in 1745. Zoals ik al eerder schreef: Ernestine van de Dederenhof is peettante van Stefanus, peetoom is de zeer invloedrijke en geliefde schepen Paas Limpens. Stefanus zal later intreden in de orde van de Dominicanen als pater Dalmatius.

De conclusie kan geen andere zijn dan deze: Anna beweegt zich opeens in de hoogste kringen van Schinnen.
Maar een ‘hard’ antwoord op de vraag hoe ze dat voor elkaar heeft gekregen, krijg ik maar niet.
Dat zal waarschijnlijk helemaal aan mijn fantasie worden overgelaten. Ja, er wordt toch wel heel veel aan mijn fantasie overgelaten in dit verhaal.

Volgende week in mijn laatste blog: over Anna’s ruzie met pastoor Hoen en haar overlijden in Sittard.